Minister: Wettelijk kader persoonsgegevens aan vernieuwing toe. Cold case zaken uitzonderingspositie.
De minister informeert de Tweede Kamer over de stand van zaken rond de wttelijke kaders rond persoonsgegevens:
Een veilige en rechtvaardige samenleving vraagt om een overheid die zorgt voor de handhaving van de openbare orde, het voorkomen, onderzoeken, opsporen, vervolgen van strafbare feiten en de tenuitvoerlegging van opgelegde straffen en maatregelen. Voor een goede uitvoering van deze taken, is het noodzakelijk om persoonsgegevens te verwerken, zoals het verzamelen, opslaan en delen ervan. Bij de verwerking van persoonsgegevens moet de overheid zorgvuldigheid betrachten en niet meer inbreuk maken op de persoonlijke levenssfeer van burgers dan noodzakelijk is voor een goede uitvoering van de taak. De Wet justitiële en strafvorderlijke gegevens (Wjsg, uit 2002) en de Wet politiegegevens (Wpg, uit 2007) vormen samen een belangrijk onderdeel van het wettelijk kader voor de verwerking van persoonsgegevens in het politie- en justitiedomein. Dat wettelijk kader is aan vernieuwing toe. Sinds de invoering van beide wetten is het nodige veranderd in de samenleving waardoor de huidige wetten niet meer goed aansluiten op de realiteit van vandaag en morgen.
Bewaren van gegevens
Er moeten ook stappen worden gezet op het vraagstuk rondom het bewaren van en toegankelijkheid tot gegevens. Bekend is dat de huidige wettelijke bewaartermijnen in sommige gevallen tekort schieten voor een goede taakuitvoering, te denken valt aan het onderzoeken van cold cases of het behandelen van tot herziening van een onherroepelijke veroordeling en verzoeken om nader onderzoek naar het bestaan van gronden voor de herziening van een onherroepelijke veroordeling. Daarnaast sluiten bewaartermijnen niet op elkaar aan en zijn ze ingewikkeld om in de praktijk toe te passen. Tegelijkertijd is het niet wenselijk dat gegevens oneindig bewaard blijven, dit zou een niet noodzakelijke en niet proportionele inbreuk op de persoonlijke levenssfeer van de betrokkene(n) zijn. Het is van belang dat we als samenleving nadenken en in gesprek gaan over de keuzes die we op dit soort thema’s willen maken.
Zoals reeds aangekondigd bij de reactie op de wetsevaluaties, moet het uitgangspunt van de regelgeving de noodzaak van het gebruik van gegevens zijn. In de huidige regulering staan de bewaartermijnen te veel centraal, dit moeten gebruikstermijnen worden. De noodzaak van het gebruik van gegevens voor een gerechtvaardigd doel moet centraal staan. Uit deze gebruikstermijnen volgt wanneer de gegevens moeten worden vernietigd. Voor een zwaarwegend doel, zoals het onderzoeken van cold cases bij ernstige misdrijven, moeten gegevens lange tijd kunnen worden gebruikt. Voor andere doelen, bijvoorbeeld de handhaving van de openbare orde, kan en moet die termijn veel korter zijn. Deze gedachte die in 2014 reeds werd aangekondigd wordt in de komende periode verder verkend en uitgewerkt.