Kamercommissie Veiligheid & Justitie kritisch: waar blijft beleid "burgerparticipatie" bij o.a. cold cases?
De vaste commissie voor Justitie en Veiligheid stelde een aantal vragen en legde opmerkingen voor over de brieven van de Minister van Justitie en Veiligheid onder andere op het gebied van Gebiedsgebonden Politiezorg (GGP) en politiecapaciteit.
Moties en toezeggingen
De Kamercommissie vraagt zich af waarom het openbaar ministerie (OM) geen aanleiding ziet om uitgangspunten ten aanzien van burgeropsporing in een landelijke richtlijn vorm te geven. Enerzijds wordt steeds vaker de hulp ingeroepen van burgers (bijvoorbeeld grootschalige burgerparticipatie bij cold cases of bij cybercrime) en anderzijds zijn we collectief buitengewoon ongelukkig met mensen die menen zich als pedojager te buiten te mogen gaan aan «burgeropsporing». De Kamercommissie stelt de vraag of de minister dat het de realiteit is – zeker op digitaal gebied – dat burgers niet met de handen over elkaar blijven zitten en dat het ook buitengewoon nuttig kan zijn als zij binnen wettelijke grenzen een bijdrage leveren aan de opsporing met hun burgeronderzoek? Wanneer is de minister bereid om invulling te geven aan de motie-Van Dam/Den Boer (Kamerstuk 35 000 VI, nr. 44) die oproept beleid te formuleren ten aanzien van burgerparticipatie in de opsporing? Waarom is er – gezien de maatschappelijke ontwikkeling – na twee jaar nog steeds geen invulling aan deze motie gegeven?
Het ziet er naar uit dat de politiek toch wensen heeft dat het OM en de politie, zeker onder de druk van capaciteits- en doorlooptijdproblematieken, meer handjes aan het bed moeten toestaan. De minister antwoordt als volgt:
"OM en Politie gaan hun leidende principes volgend jaar duidelijker en explicieter met het publiek delen. Dat vind ik een goede zaak. Verder ga ik nader met het OM en de politie in gesprek om helder te krijgen wat er nog meer nodig is om opsporing door burgers in goede banen te leiden. Centraal in de leidende principes is het uitgangspunt dat opsporing is voorbehouden aan opsporingsambtenaren die daarbij de bevoegdheden uitoefenen op grond van het Wetboek van Strafvordering. Dat neemt niet weg dat de politie burgers mag aanmoedigen om de «ogen en oren» te zijn van de politie en kennis over criminaliteitsfenomenen over te dragen, mits dat gebeurt binnen de grenzen van de wet en niet in strijd is met een integer en behoorlijk strafproces. Uit de ervaringen van politie en OM tot nu toe blijkt dat het omgaan met burgerparticipatie in de opsporing maatwerk is en afhangt van de wijze en vorm van samenwerking (kennisdeling, informatieverstrekking door burgers na opsporingsberichtgeving, melding of aangifte van een strafbaar feit, overname na burgeraanhouding op heterdaad, burgerinzet bij vermissing van personen etc.) en de aard van de criminaliteit. In een aantal gevallen laat de burger zich echter niet snel tegenhouden als men onrecht vermoedt. In het geval van de pedojagers is door OM en politie duidelijk aangegeven waar de grenzen liggen. Met hen ben ik van mening dat het inzetten van lokprofielen door burgers ongewenst is, omdat dit snel leidt tot strafbare uitlokking en eigenrichting."