Kroniek vergeten onopgeloste kindermoorden in Nederland: 1938 - De moord op het meisje uit Den Haag van voor de oorlog.
Exclusief op het platform van het Cold Case Kennis Centrum wordt een kroniek samengesteld van vergeten onopgeloste kindermoorden in Nederland. Eerder is reeds een hoofdstuk verschenen over de moord op het Amsterdam knaapje Hendrik uit Amsterdam. Dit hoofdstuk is hier te lezen. Het hierna volgende verhaal gaat over de moord op een meisje uit Den Haag van voor de oorlog. Ondanks dat het feit lang geleden heeft plaatsgevonden is het artikel geplaatst in overleg met de nabestaanden: er moet worden geleerd van de geschiedenis. De moord heeft altijd nog een plek binnen de 2e en 3e generatie.
In het Laakkwartier is het onrustig. Een wijkje aan de rand
van Den Haag, tegen Voorburg, Rijswijk en de Haagse Schilderswijk aan. Ooit een
wijk van bedrijven en industrie gelegen aan het kanaal De Laak met kleine
steekhaventjes. Een wijk ook aan de rand van treinstation Hollands Spoor en
levendigheid rond het gevestigde slachthuis. Een wijk met arbeidershuisjes,
waar gezinnen afhankelijk waren van de omliggende bedrijvig- en nijverheid.
Op 13 oktober 1938 is Joseph Brochard, winkelbediende van
beroep, onderweg naar het gemeentehuis van Den Haag. En niet zonder reden of boodschap. Aangekomen
bij het gemeentehuis doet hij aangifte van het overlijden van Margritha Lena
Groen. De veertienjarige Margritha is op een dag eerder op 12 oktober 1938 om
twaalf uur in het ouderlijk huis aan de Molenlootstraat 38 in het Haagse
Laakkwartier dood aangetroffen.
De familie Groen was van origine geen Haagse familie, maar
een arbeidersfamilie van buiten af. Vader en moeder Groen kwamen uit de streek
onder Rotterdam aan het Hollands Diep. Vader Jacob Leendert (Jaap) Groen is op
7 november 1895 geboren in Numansdorp en zijn toekomstige vrouw Neeltje Maasdam
op 28 september 1898 in Klaaswaal, hemelsbreed drie kilometer van elkaar
vandaan. Het begin van hun leven speelt zich af in deze omgeving, alwaar zij
ook zullen trouwen op respectievelijk vierentwintigjarige en eenentwintigjarige
leeftijd. De trouwdag vindt plaats op 9 januari 1920 in het gemeentehuis van
Klaaswaal. Uit het huwelijk worden drie kinderen geboren. De oudste dochter
Lena Margritha wordt geboren in Klaaswaal op 1 juli 1920. De jongste dochter
Elizabeth Pietertje (Betsy) wordt in Numansdorp geboren op 27 januari 1932.

Foto 1
Klaaswaal in 1920 (bron: foto.serc.nl)
Margritha Lena (Greta) Groen is de middelste van de drie
dochters en wordt geboren op 13 april 1924, net als haar jongste zus in
Numansdorp. In 1938 neemt het gezin een besluit en vertrekt het Nederlands
Hervormde gezin naar de grote stad Den Haag. Vader Groen is op dat moment
werkzaam als magazijnknecht en op 19 mei 1938 betrekt het gezin een
arbeiderswoning aan de Molenslootstraat 38 in Den Haag. Wrang is het dat enkele
maanden later, in oktober 1938, de middelste van de drie zusjes dood wordt
aangetroffen in het nieuwe stulpje.

Foto 2
Molenslootstraat (bron: Archief Den Haag Identificatienr. 6.13869)
De kranten pakken dezelfde dag direct confronterend uit. De
kranten houden zich bezig met het motief voor het ombrengen van het meisje uit de
Haagse wijk Laak. ‘Greta’ Groen zoals ze in de krant wordt genoemd, zou alleen
thuis zijn geweest en dochter zijn van een werkloze fabrieksarbeider. Greta was
hulp in de huishouding, maar omdat ze zich die ochtend niet goed voelde nam
moeder Neeltje haar taken buiten de deur waar. Na het werk is moeder Neeltje
‘s-ochtends eerst nog het jongste dochtertje ‘Betsy’ van school gaan halen
alvorens naar huis te gaan. Bij thuiskomst trof de moeder Greta levenloos op de
grond aan in de keuken. Moeder Neeltje schrok zo heftig dat zij via de voordeur
in paniek de straat is opgerend. Het jongste zusje was via de keukendeur aan de
achterzijde de tuin in gelopen. Daar werd zij opgevangen door een buurvrouw die
zich buiten met de was bezig hield. De buurvrouw is vervolgens via de tuinzijde
aan de achterkant het huis ingelopen van de familie Groen en schrok wat zij
daar zag. Ook andere buurtbewoners waren inmiddels via de openstaande voordeur
het huis ingelopen om een en ander gade te slaan. Uiteindelijk heeft de
buurvrouw met een laken het levenloze lichaam van Greta afgedekt. Moeder
Neeltje was inmiddels richting de Laakkade gerend, roepende dat haar dochter
was vermoord en zij zelf ook een einde aan haar leven wilde maken. Omstanders
hebben Neeltje Groen tot bedaren gebracht en weer richting de woning begeleid.
In de kranten wordt ook al snel informatie gedeeld over de verwondingen. Greta
zou een rode plek hebben op haar slaap, een snee in het voorhoofd en haar mond
en lippen zouden gezwollen zijn. De daders zouden het hele huis hebben
doorzocht en een vaasje met geld hebben weggenomen.

Foto 3
Binnentuin Molenslootstraat (bron Dienst Stadsontwikkeling (Happel, J.G.))
Een omstander was naar de portier gelopen van het vlakbij
gevestigde slachthuis. De portier hoorde het verhaal aan en alarmeerde de
politie. De motorbrigade van de Haagse politie kwam ter plaatse. De situatie
was dusdanig dat ook de (plaatsvervangend) officier van justitie mr. P.J. Blok,
rechter-commissaris mr. F. Burgerhoff Mulder en het hoofd van de Justitiële
Dienst C, commissaris H.J.M. Rutgers van de Haagse politie ter plaatse kwamen.
Rutgers werd vergezeld door een groot aantal rechercheurs. Binnen een paar uur
tijd was het in de Molenslootstraat een drukte van belang. Buren,
belangstellenden, politie, justitie, de geneeskundige dienst en journalisten
waren op zoek naar de laatste feiten rond de dood van Greta Groen. Iedereen
vroeg zich af wat er nu precies was gebeurd en hoe laat ze is vermoord.
Tot zover wat de eerste kranten te melden hadden.
De politie was aan zet. Het eerste onderzoeksteam bestond
uit inspecteur van politie Van Thiel en de agent-rechercheurs Graalman, Kotkamp
en Carelsen. Het team ging voortvarend aan de slag. Uit de informatie van de
politie-telefooncentrale bleek dat de melding binnen was gekomen om 12:03 uur.
De melder gaf aan dat er in de Molenslootstraat 38 in Den Haag een moord was
gepleegd. Inspecteur Van Thiel is samen met rechercheur Van Kesteren ter plaatse
gegaan. Natuurlijk waren voornamelijk buurtbewoners in het huis geweest, dus
veel sporen waren wellicht al gewist of weggemaakt. In het huis troffen de
rechercheurs een overhoop gehaalde voorkamer aan. In de keuken op de vloer voor
het aanrecht lag het lichaam van een meisje, gedeeltelijk bedekt met een laken.
Ook aanwezig was dokter De Reus van de Gemeentelijke Geneeskundige- en
Gezondheidsdienst. Hij gaf aan dat het meisje inderdaad was overleden.

Foto 4
Politie ter plaatse (bron Haagsche Courant 1938)
Het onderzoeksteam begon direct met het horen van diverse
getuigen. De negenenveertig jarige overbuurman Cornelis Hagenaars verklaarde te
werken als arbeider, maar op de bewuste 12 oktober 1938 was hij in zijn
achtertuintje samen met zijn vrouw Fietje van der Meij aan het werk. Deze
overbuurman hoorde dat Betsy, het jongste meisje van de familie Groen, tegen
zijn vrouw riep dat haar zus dood is. De overbuurman en zijn vrouw zijn direct
naar de woning gegaan en troffen Greta dood aan op de keukenvloer. De
overbuurman is snel naar huis gegaan om een laken te halen, die hij samen met
zijn vrouw over Greta heen heeft gelegd. Hagenaars gaf aan de rechercheurs mee
een voormalig politieman te zijn geweest en verder niks heeft aangeraakt om
geen sporen te wissen of te vernietigen.

Foto 5
Politiemacht ter plaatse (bron Het Volk 1938)
De veertigjarige Gijsbert de Reus, die als piketarts
(wachtdokter) optrad, haalde door de buren over het lichaam neergelegde laken van
het lichaam van Greta weg. Hij zag dat om de nek van het meisje een lakentje
was gewikkeld. De politie heeft dit lakentje vervolgens in beslag genomen. De
arts zag dat het lakentje strak was aangetrokken en het uiteindelijk ook aan
elkaar was geknoopt. Toen de arts het lichaam verder onderzocht was er nog geen
sprake van lijkstijfheid en voelde het lichaam nog duidelijk waarneembaar warm
aan. Op het voorhoofd trof de arts een krasje aan waarbij zich nog geen korstje
had gevormd.
Moeder Neeltje Maasdam wordt die dag nog door de
rechercheurs verhoord. Zij verklaarde dat Greta al enige dagen grieperig was.
Op zondag 9 oktober 1938 was zij ziek thuis gebleven, maar de volgende dag was
ze wel naar haar werk gegaan. Maar dinsdag 11 oktober 1938 was ze weer thuis
gebleven. Greta was een hulp in de huishouding aan het adres Van Zeggelenlaan
96 in Den Haag bij mevrouw Keijzer-Jacobs. Neeltje verklaarde aan de politie
dat zij het werk van haar dochter zou overnemen en vertrok de volgende dag
woensdag 12 oktober 1938 om 08:45 uur van huis om eerst de jongste dochter
Betsy naar school te brengen. Vervolgens is moeder Groen om 09:00 uur weer
terug naar huis gegaan om het huishouden te doen, waarbij Greta aangekleed op
de bank lag en een wollen deken over haar voeten had. Om 09:15 uur is Neeltje
richting mevrouw Keijzer-Jacobs vertrokken om te gaan werken. Ze had de deur
gewoon dichtgetrokken en de gordijnen van de woning waren gewoon geopend.
Toen Neeltje om 12:00 uur ’s-middags terug bij haar eigen
woning kwam, waren de gordijnen gesloten. Bij binnenkomst dacht Neeltje dat
Greta sliep. Wel opvallend was dat de binnendeur open stond, de deur van het
toilet dicht was en op de bank alleen nog de wollen deken lag. Enkele stoelen
waren omgevallen en ook wat vaasjes die op een kastje stonden waren omgevallen.
De bloemen lagen verspreid op de tafel en bij de schoorsteen. Neeltje dacht in
eerste instantie nog dat Greta zich had verstopt in de woning als grap. Toen
Neeltje richting de keuken wilde lopen, merkte ze dat de binnendeur was
geblokkeerd. Toen ze goed keek zag ze dat de deur was geblokkeerd door een
deksel van een waterketel die onder de deur zat geklemd. Achter de deur trof
zij Greta aan die onderaan de trap zat met haar hoofd naar links leunend op de
muur. Neeltje dacht dat Greta misschien van de trap was gevallen. Neeltje pakte
vervolgens Greta bij haar oksels en heeft haar op de vloer van de keuken
neergelegd. Betsy was kennelijk alweer terug van school, want Neeltje vroeg
Betsy om de tuindeur te openen. De keukendeur was met een knip gesloten, dus de
kleine meid moest op een stoel staan om de keukendeur uiteindelijk te kunnen
openen.
Neeltje schrok zo erg van Greta, dat ze verklaarde direct
aan de voorkant van de woning de straat is opgerend, gillend en schreeuwend om
hulp te halen. Vader Groen werkte in de buurt en is samen met Neeltje
teruggegaan naar de woning. Toen ze terug kwam stonden de overbuurman en -vrouw
al in de keuken. Neeltje kon zich niet herinneren of zij had gezien dat Greta
een lakentje om haar nek had zitten toen ze haar op de trap aantrof. Toen de
rechercheurs Neeltje het in beslag genomen lakentje toonden wat om de nek van
Greta zat, verklaarde Neeltje dat dit het lakentje is voor het bedje van Betsy.
Greta had dit lakentje gepakt om het afgelopen dinsdag om een kussen van de
bank te wikkelen. ’s-Avonds was het lakentje weer teruggebracht naar het bedje
van Betsy, wat op de bovenverdieping stond. Het lakentje had Neeltje bij het
vertrek in de ochtend niet op of rond de bank gezien in de huiskamer.
Neeltje vertelde de rechercheurs wel van een opvallende
gebeurtenis. Enkele dagen voor de dood van Greta is zij in de avond
aangesproken door een man die een blauwe auto bestuurde. De oudste dochter Lena
kwam met dit verhaal bij Neeltje. Moeder Groen wilde Greta die maandagavond nog
wakker maken, maar ze was te slaperig om haar verhaal te doen. Wel zei ze dat
ze door een knul was vastgepakt.
De volgende dag vertelt Greta haar moeder dat zij op de
Laakweg door een man was aangesproken. De man was daarvoor achter haar aan gaan
rijden met zijn blauwe auto. En uiteindelijk kwam hij naast haar rijden. De man
vroeg Greta om in te stappen, maar ze had de man aangegeven dat ze dat soort
dingen niet deed. De man had vervolgens zijn auto stil gezet om vervolgens uit
te stappen. Hij deed een poging om Greta in de auto te duwen, maar het was haar
gelukt om zich los te rukken. Ze loog tegen de man dat haar oma ziek was en
direct naar huis moest om haar moeder op te halen. Uiteindelijk reed de man
weg. Niet veel later reed de man op een fiets voorbij Greta. Hij vroeg hoe het
met haar oma ging en weer vroeg de man of Greta met hem mee wilde gaan. Greta
was een portiek in gevlucht en de man vroeg of ze daar woonde. Greta is in het
portiek blijven zitten, vol in de verwachting dat de man inmiddels wel
verdwenen zou zijn. Ze liep het portiek uit en na een korte wandeling kwam ze
in de Molenslootstraat terecht. Ze was bijna thuis toen ze merkte dat de man op
de fiets haar had gevolgd.
Moeder Neeltje spreekt haar vermoedens uit richting de
politie. Dit is misschien wel de man die Greta heeft vermoord. Het kan zomaar
zijn dat toen moeder Groen het huis verliet in de ochtend Greta door die
onbekende man is vermoord. Die mogelijkheid is er geweest, want normaal is de
voordeur van het huis te openen met een loper, zoals de melkboer dat doet. Die
zet dan de melk in het voorportaal van het huis. Moeder Groen zet een stoel van
binnenuit tegen de tussendeur, zodat eventuele bezoekers en leveranciers niet
verder het huis in kunnen. Echter de ochtend van 12 oktober 1938 had ze de
stoel niet tegen de binnendeur gezet, omdat Greta thuis bleef. Op tafel werd
nog een briefje gevonden van de Radiodistributiedienst, dus mogelijk is er toch
iemand die ochtend in huis geweest.
Moeder Neeltje Groen gaf de politie nog het signalement door
wat Greta tegen haar moeder had verteld. Het ging om een man van ongeveer
twintig of tweeëntwintig jaar oud, 1.70 meter lang en een knap persoon om te
zien. Hij droeg een lichte jas en een bruine gleufhoed. Zou de man die Greta
heeft achtervolgd op zijn fiets de volgende dag terug zijn gekomen, omdat hij
nu wist waar ze woonde? De politie vervolgde het verhoren van andere getuigen.
De Officier van Justitie had inmiddels besloten om een beloning van
tweehonderdenvijftig gulden toe te kennen die de gouden tip zou aanleveren.
Verhoord werd de zevenenveertigjarige vader Jaap Groen. Het
enige wat vader Groen verklaarde was dat het verhaal van zijn vrouw over de man
klopte en dat hij bij het aantreffen van Greta niet echt had gelet op het
lakentje om haar nek. Hij kon het zich niet herinneren. Ook werden de
achttienjarige dochter Lena Groen en haar verloofde Johannes Theodorus (Joop)
Arnold verhoord, maar ook zij sloten zich aan bij het verhaal van hun
(schoon)moeder. Ook de chef van het houtbedrijf N.V. “Boes” waar vader Groen
werkte, de heer Martinus Spiljard en zijn echtgenote verklaarden dat Greta
inderdaad ook tegen hun beide het verhaal had verteld van de man die Greta
lastig viel.
Het briefje van de Radiodistributiedienst zou mogelijk een
aanwijzing kunnen zijn. Zou Greta haar moordenaar hebben binnengelaten? De
teleurstelling was groot toen bleek dat Betsy Groen, het jongste dochtertje,
die ochtend toen zij met haar moeder thuiskwam het briefje bij de voordeur had
gevonden in het portaal. Betsy was degene die het briefje op de tafel had
gelegd in de huiskamer. Weg aanwijzing naar een mogelijke verdachte.
Voor de politie is het dus nog een raadsel. Het enige
scenario is dat de verdachte via de voordeur is gekomen, omdat de achterdeur
van de woning op de knip zat. Hoe is het mogelijk dat Greta dood op de trap zat
met haar hoofd leunend tegen de muur? Of zou ze toch van de trap zijn gevallen?
Politie en justitie hebben nog een heleboel open eindjes om te onderzoeken.
De politie richt zich nu op de buren. De buurvrouw van
nummer 36 verklaarde dat ze diverse malen heeft horen aanbellen bij de familie
Groen op nummer 38, echter er werd niet opengedaan. Wel heeft ze gezien dat de
melkboer twee keer heeft aangebeld, maar dat ook toen niet werd opengedaan. De
melkboer vervolgde zijn weg weer. Omstreeks 11:30 uur op 12 oktober 1938 hoorde
deze buurvrouw wel een ‘driftig hoge mannenstem’ en zag kort daarna een schim
voorbij haar huis schieten richting de Rijswijkseweg. Een kwartier later hoorde
zij buurvrouw Groen schreeuwen en vernam zij van de dood van Greta Groen.
De buren van de Molenslootstraat 42 hebben niets bijzonders
gezien of gehoord. De buurvrouw van nummer 44 verklaarde dat zij tussen 10:30
uur en 11:00 uur bij de voordeur heeft staan praten met een kennis. Ook heeft
zij nog enkele woorden gewisseld met de slagersknecht. Om 11:00 uur belde de
groenteboer nog aan, maar ze had niet opengedaan omdat ze niks nodig had. Tegen
12:00 uur werd wederom gebeld en het was de man van de Radiodistributiedienst
die geld kwam ophalen. Hij verklaarde dat hij omstreeks 11:00 uur ook al aan de
deur was, samen met de groenteboer maar dat er niet open werd gedaan. Nadat de
man van de Radiodistributiedienst weg was hoorde de buurvrouw van nummer 44 het
geschreeuw van moeder Groen.
Een andere getuige had rond 10:30 uur wel gezien dat de
overgordijnen van het huis van de familie Groen waren gesloten. Deze getuige
was rond 11:40 uur weer in de Molenslootstraat om via het raam van nummer 36
tegen de bewoonster te roepen dat die rust moest nemen, omdat die bewoonster
net een kind had gebaard. Behoudens de dichte overgordijnen van nummer 38 heeft
deze getuige rond de genoemde tijdstippen niets bijzonders gezien. Zoveel volk
in de Molenslootstraat en niemand heeft iets bijzonders gezien in de ochtend
van de dood van Greta Groen.
De recherche nam wel de tijd om de melkboer uitgebreid te
horen. De melkboer verklaarde dat hij zoals altijd met zijn bakfiets melk aan
het bezorgen was bij zijn klanten. De zevenenveertigjarige Jan Ubbels kwam
omstreeks 11:00 uur aan bij de Molenslootstraat 38, de woning van de familie
Groen. Ubbels zag dat de overgordijnen waren gesloten op een kleine kier na.
Hij had aangebeld aan de trekbel maar kreeg geen gehoor. Ubbels is vervolgens
via een doorgang naar de achterzijde gelopen van de woning van de familie
Groen, in de hoop dat moeder Neeltje Groen een lege melkbus had klaargezet. De
melkboer trof geen melkbus aan en liep weer naar de voorkant van de woning waar
zijn bakfiets stond. Hij belde voor een tweede keer aan maar kreeg wederom geen
gehoor. Ubbels vervolgde naar zijn volgende klant aan de Molenslootweg nummer
4, alwaar hij een kop koffie kreeg. Toen hij zijn koffie op had gedronken is
hij teruggefietst naar nummer 38, maar kreeg daar weer geen gehoor. De melkboer
tapte wat melk in een papfles, pakte zijn loper en deed de voordeur van de
woning van de familie Groen open. Hij liet de fles melk achter in het portaal.
Binnen kon de melkboer wel zien dat de deur van het toilet openstond. Ook de
tussendeur naar de kamer toe stond geheel open. Hij zag twee stoelen dwars in
de kamer staan en een paar zwarte damesschoenen voor de bank staan. De
keukendeur was gesloten, zo verklaarde de melkboer. Om 11:15 uur sloot de
melkboer de voordeur van de woning van de familie Groen en vervolgde zijn weg
zonder verdere bijzonderheden te hebben opgemerkt.
Zou de melkboer dan in de woning zijn geweest, terwijl Greta
Groen al dood op de trap heeft gezeten? Of was Greta simpelweg in slaap
gevallen of niet in het huis aanwezig zijn geweest?
Ook de zesentwintigjarige groentehandelaar Cornelis Bouwman
van de Hoefkade was die ochtend in de Molenslootstraat omdat de familie Groen
een klant van hem was. Tussen 11:15 uur en 11:20 uur was hij voor de woning,
alwaar net de man van de Radiodistributiedienst had aangebeld. Ook de
groenteboer belde aan bij de woning. De groenteboer had wel gezien dat de
overgordijnen op een kier na gesloten waren. Na het aanbellen werd niet
opengedaan. De groenteboer verklaarde dat hij eigenlijk niks bijzonders had
gezien.
Niks bijzonders. Dat was wel de rode draad in alle
getuigenverklaringen. De politie nam de stap om zich verder te verdiepen in
Greta Groen. Een bezochte arts door de familie Groen, de dertigjarige Jan van
der Mark wonende Statenplein 3 in Den Haag, gaf aan dat hij Greta had behandeld
voor een menstruatiestoornis op 30 juni 1938, ongeveer drie maanden voor haar
dood. De huisarts dacht dat ze mogelijk zwanger was en maakte met moeder Groen
de afspraak om later terug te komen. De huisarts vond wel dat het meisje zich
vreemd gedroeg, maar heeft haar niet verder onderzocht. De huisarts had
aangegeven dat moeder en dochter Groen over veertien dagen terug moesten komen
als dit nodig was. Moeder en dochter zijn echter niet meer teruggegaan naar de
huisarts. Een kennis van de familie Groen verklaarde dat Greta wel een heel
stil meisje was. Hij kende de familie al vanuit Numansdorp, de vorige
woonplaats van de familie. Ook deze kennis woonde inmiddels al enige tijd weer
in Den Haag. Eigenlijk vond deze kennis Greta zelfs in zichzelf gekeerd, omdat
tijdens visites zij de hele tijd stil zat en niets zei. Het beeld van Greta was
echter nog niet compleet.
Op zaterdag 15 oktober 1938 houdt predikant G.P. van
Itterzon in het huis van de familie Groen een korte rouwdienst. De dag was
aangekomen dat Greta begraven zou worden. Van Itterzon haalde de tekst aan van
het Oude Testament, waarin Koning David de laatste woorden sprak over het
verlies van zijn zoon Absalom: “Toen werd de koning zeer beroerd, en ging op
naar de opperzaal der poort, en weende; en in zijn gaan zeide hij alzo: Mijn
zoon Absalom, mijn zoon, mijn zoon Absalom! Och, dat ik, ik voor u gestorven
ware, Absalom, mijn zoon, mijn zoon!”. Nadat de predikant zijn rouwdienst had
afgesloten kwam het gezin Groen naar buiten. De buren hadden alle gordijnen
gesloten van de huizen in de Molenslootstraat en inmiddels hadden honderden
mensen zich verzameld op de route naar de begraafplaats. Zwijgend en emotioneel
waren de omstanders toen de eikenhouten kist met daarin het lichaam van Greta
naar buiten werd gedragen door het raam. De kist ging schuil onder een groot
aantal bloemstukken. Betsy kwam ook uit het huis lopen, met in haar knuistjes
een bosje herfstchrysanten. De wagen met het lichaam van Greta was op weg naar
de begraafplaats, met in het kielzog tien volgwagens. Ook op de Algemene
Begraafplaats aan de Kerkhoflaan in Den Haag waren honderden mensen aanwezig.
Een aantal politiemensen probeerde de massa onder controle te houden, maar
waren uiteindelijk genoodzaakt om de begraafplaats af te sluiten door de
drukte. Om 15:00 uur precies legde moeder Groen de eerste bloemen op het graf
van Greta. Daarop volgde de docent van de school van Greta, die ook de
aanwezigen nog toesprak. Predikant Van Itterzon sprak nog het Onze Liever Vader
uit, waarop vader Jaap Groen de plechtigheid eindigde met een dankwoord
richting de aanwezigen.

Foto 6
Vertrek rouwstoet vanaf Molenslootstraat (diverse bronnen)
De recherche was ook op de dag voor de begrafenis gestaag
doorgegaan met het verhoren van diverse getuigen. Zo verhoorde rechercheur Jan
Weuring van de Haagse politie de getuige Izak Hage, een Rotterdammer en
chauffeur van beroep. Hage verklaarde dat hij op woensdag 12 oktober 1938
omstreeks 11:55 uur, de dag dat Greta dood is aangetroffen, met zijn
vrachtwagen over de Rijswijkseweg reed. De Rijkswijkseweg ligt vlakbij het huis
van de familie Groen. Getuige Hage was op weg naar Rotterdam. Ter hoogte van de
Laakbrug stond een man naar Hage te zwaaien als teken dat hij moest stoppen.
Hage stopte bij een benzinepomp iets verderop. De onbekende man kwam op hem
aflopen en vroeg Hage om een lift naar Dordrecht. Hage ging akkoord en de
onbekende man stapt in. Bij de brug nabij de Coolhaven in Rotterdam stapte de
onbekende man uiteindelijk uit. Hage kon zich herinneren dat de man een
lichtblauwe regenjas droeg, waarvan de jaszak een scheur bevatte van zo’n tien
tot vijftien centimeter. Ook had de man een blauwe pantalon aan, lage zwarte
schoenen en was tussen de twintig en vijfentwintig jaar oud. Ook kon Hage
vertellen dat de onbekende man ongeveer 1.75 meter lang was, een normaal
gezicht, een grote rode neus, bruine ogen en zwart krullend springend haar. Wat
opviel was dat hij een bloedende schaafwond had aan zijn rechterhand, die hij
trachtte droog te houden met een witte doek. Hage begreep uit het verhaal van
de man dat hij was gevallen op het trottoir. De man was beschaafd, sprak netjes
zonder dialect en rookte. Hage wist dit zeker omdat hij de man een sigaret had
aangeboden en de man de sigaret ook aannam.
Hage vond wel dat de lifter zich nerveus gedroeg. ’s-Avonds vertelde de
echtgenote van Hage hem over de moord op het meisje. Voor Hage was dat genoeg
reden om de politie te informeren over de gewonde nerveuze lifter in de buurt
van de woning van de familie Groen, die van Den Haag naar Dordrecht wilde
reizen. En dat ongeveer rond het tijdstip dat Greta dood was aangetroffen. Zou
de politie dan nu zicht hebben op een dader? Voor het onderzoeksteam alle reden
op zoek te gaan naar de man in de blauwe jas.
Ondertussen wordt ook de huisarts van de familie Groen in
Numansdorp verhoord. Eigenlijk kon ook deze huisarts niets bijzonders melden
over Greta Groen, anders dan dat moeder Groen ‘een schreeuwerig en brutaal’
type was en gauw met een oordeel klaarstond. De rest van de familie Groen wordt
door de huisarts als rustig omschreven. Wel vernam de huisarts van de tandarts
dat Greta daar dienstbode was geweest en de laatste tijd in Numansdorp wel
huilbuien heeft gehad. De reden hiervoor wist de huisarts niet. De huisarts
herhaalde in zijn verklaring nog dat hij moeder Groen wel hysterisch wilde
benoemen, fantasierijk is en dat men haar niet te serieus moet nemen. Ook tandarts Doornbos uit Numansdorp werd nog
door de politie gehoord. Hij verklaarde dat Greta inderdaad ongeveer tien
maanden in dienst is geweest als dienstbode. Zij had veel last van haar maag en
maakte op de tandarts een nerveuze indruk. Als ze wel eens werd gecorrigeerd
schoot zij in ‘de put’ en overviel haar de huilbuien. De tandarts had het
vermoeden dat Greta een verwaarloosde ingewandenbacterie had, maar dat zij niet
naar de huisarts was geweest. Verder sprak de recherche nog met haar
vriendinnetje uit Numansdorp, de veertienjarige Gerredina. Ook zij was
dienstmeid en vertelde dat Greta een aardig meisje was dat niet met jongens
omging. Wel had Gerredina nog een brief van Greta ontvangen, waarin Greta
schreef dat ze het naar haar zin had in Den Haag. Ze ging uit met vriendinnen
en had een cafetaria, een club en een bioscoop bezocht. De recherche die de
brief had ingezien, maakte er uit op dat Greta in een opgewekte vrolijke
stemming was. De recherche wilde nog meer weten over Greta Groen. Zo verhoorde
de recherche de hoofdonderwijzer Van Dijk uit Numansdorp. De hoofdonderwijzer
omschreef Greta als zenuwachtig maar rustig. Wel had hij het idee dat het
meisje niet gezond was, neurotisch, slap, goedig en ‘niet al te snugger’.
Resumerend had de recherche kennelijk het beeld opgedaan dat Greta Groen een
rustig en zwak meisje was. Het onderzoek duurde voort.
Op 21 oktober 1938 maakt de inspecteur van de Haagse politie
Waltman een proces verbaal op van zijn bevindingen rond de dood van Greta. Deze
inspecteur was als één van de eerste ter plaatse in het huis van de familie
Groen en hoorde moeder Groen snikkend vertellen tegen de aanwezigen dat zij de
avond er voor over een moord had verteld in Numansdorp en dat nu precies de dag
erna haar dochter wordt vermoord. Ook schreef deze inspecteur in zijn
bevindingen dat hij bloedvlekjes had geconstateerd aan de bovenkant van de trap
in het huis van de familie Groen. En bij nader onderzoek Greta aan haar linker
wijsvinger een wondje had, in tegenstelling wat eerder was vastgelegd dat het
om de rechter wijsvinger zou zijn. Zouden het wondje alsmede de bloedvlekjes
iets kunnen vertellen over de omstandigheid dat Greta volgens moeder Groen
onderaan de trap heeft gezeten? Een ander opvallend detail in het onderzoek is
dat een deksel van een waterketel was gebruikt om de deur te blokkeren. Op
donderdag 20 oktober 1938 gaan inspecteur Waltman en de officier van justitie
mr. P.R. Blok in het huis aan de Molenslootstraat in Den Haag verder onderzoek
doen. Dolgraag willen zij in de praktijk zien hoe het nu precies zit met dat
deksel en die binnendeur. Na een aantal proeven met de deur en de deksel kwamen
de inspecteur en de officier er achter hoe precies de deur klem raakte. Steeds
meer details komen zo los door het horen van getuigen en het verder bestuderen
van technische sporen door diverse rechercheurs en de officier van justitie.
Naast het verhoren van de artsen in de vorige woonplaats van
de familie Groen, werd ook een bezoek afgelegd aan hun nieuwe huisarts Van
Ravenswaaij in Den Haag. Deze verklaarde dat hij Greta Groen had doorverwezen
naar een collega, omdat het een gynaecologische kwestie betrof. De huisarts
vond Greta Groen opvallend stil, toen zij met haar moeder een bezoek bij hem
aflegde. Op diezelfde dag 15 oktober 1938 begaf inspecteur Van Thiel zich na
het bezoek aan de huisarts naar de vrouwenarts Ebbinge aan de Laan van Copes
Cattenburch 141 in Den Haag. Hij bevestigde inderdaad dat Greta Groen samen met
haar moeder op 8 september 1938 in de praktijk was geweest. Uit zijn onderzoek
bleek dat Greta zich echt beroerd voelde, waardoor zij ook niet kon werken.
Moeder Groen moest in de wachtruimte blijven wachten, zodat dokter Ebbinge
rustig Greta kon onderzoeken. Greta gaf aan dat haar menstruatie als sinds mei
1938 was weggebleven. Ebbinge kreeg een gevoel van een gejaagd meisje, die door
één of andere reden bang en angstig was. De arts onderzocht Greta, maar kon
niets bijzonders vinden. Greta gaf aan dat zij zich in Numansdorp beter voelde,
maar sinds zij in Den Haag woont dat het minder goed ging. De vrouwenarts
verklaarde dat hij niet uitsluit dat er sprake was van coitus wat al een langer
tijd mogelijk heeft plaatsgevonden, maar dat fysiek gezien de hymenaalring nog
aanwezig was. Maar ook sloot hij niet uit dat door ‘psychische fantasieën’ de
menstruatie uit kon blijven. Inspecteur Van Thiel verliet de praktijk van
dokter Ebbinge met nieuwe medische informatie, zonder dat hij een echt antwoord
had wat er precies met Greta aan de hand was.
Inspecteur Van Thiel was op dreef. Hij wilde meer van Greta
Groen weten en nam contact op met mevrouw Jacobs, verloskundige van beroep.
Greta werkt bij Jacobs als dienstbode. Zij was bekend met het wegblijven van de
menstruatie van Greta en de pijnen en huilbuien die zij er van had. Jacobs had
geadviseerd om naar een arts te gaan, maar gezien de toestand van Greta had ze
achteraf het idee dat het beter was geweest om haar naar een psychiater te
sturen. Ook zij vond Greta te stil en had het gevoel dat zij onder een bepaalde
druk leefde. Ook werd nog teruggegaan naar het huis van de familie Groen om
breiwerk in beslag te nemen, iets waar moeder Groen over had verklaard dat dit
het laatste was waar Greta mee bezig was voor haar dood. Het roze breiwerkje werd
getoond aan een lerares handarbeid die uitgebreid verklaarde over de techniek
van het breien, iets wat destijds al kan worden aangeduid als een
getuige-deskundige. Kennelijk had het
onderzoeksteam een reden om dit breiwerkje in beslag te nemen en nader te
onderzoeken. Na het onderzoek is het breiwerkje weer teruggegeven aan moeder
Groen. Moeder Neeltje Groen gaf aan dat verhalen zich de ronde deden in haar
kennissenkring dat het uitblijven van een menstruatie ook tot de dood zou
kunnen leiden. Was Greta daarom zo nerveus en had zij gehoord van dit verhaal
van de kennissen van haar moeder? Moeder Groen en de kennissen ontkenden
pertinent dat dit verhaal bij Greta terecht zou zijn gekomen. Ondanks alle
moeite wist het onderzoeksteam niet het verhaal achter de gezondheidssituatie
van Greta Groen te achterhalen. Maar in moordzaken gaat het om de details, soms
uit onverwachte hoek.
Een vriendin van moeder Groen verklaarde dat zij van moeder
Groen had gehoord dat kennelijk Greta haar dood voelde aankomen. Zij had
namelijk allerlei persoonlijke spulletjes en haar begrafenispolis bij elkaar
gezocht en op een stapeltje gelegd. Bij navraag door de politie bij moeder
Groen bevestigde zij dat haar dochter inderdaad op dinsdag 11 oktober 1938 de
bescheiden bij elkaar had gezocht. Moeder Groen gaf aan hier eigenlijk niks
vreemds aan te vinden en zocht er ook niks achter. Wel gaf zij aan dat de
begrafenispolis inderdaad niet op de normale plek lag, maar in een kastje in de
huiskamer. Op de bewuste ochtend van haar dood heeft zij kennelijk papieren
opgeruimd, wat breiwerk verricht van enkele minuten en verder niets gedaan. De
vaat was namelijk nog niet gedaan, iets wat zij normaal wel zou doen. Ook haar
achttienjarige zus Lena had een vreemd voorgevoel over Greta, ook zij dacht dat
haar iets ergs zou overkomen.
Om meer te weten te komen over de familieomstandigheden
werden diverse getuigen uitgenodigd aan het bureau van de Justitiële Dienst aan
de Javastraat 18 in Den Haag. Eén van de getuigen die op het politiebureau
verscheen was Christina, een huisvriendin van de familie Groen. De man van
Christina heeft er voor gezorgd dat vader Groen werk kreeg bij de firma Boes
Meubelfabrieken. Beide echtgenotes zagen elkaar hierdoor zeer regelmatig. De
band was zo hecht dat Christina zo het huis in kon lopen van de familie Groen.
In het politieverhoor gaf zij aan dat zij vader Groen wel mocht, maar moeder
Groen echter niet. Wel waren zij helemaal weg van Greta. Op dinsdag 11 oktober
1938, de dag voor de moord, was Christina ook weer aanwezig in het huis van de
familie Groen. Bij aankomst zag zij echter dat de overgordijnen gesloten waren,
op een grote kier na. Ze keek naar binnen en zag Greta op de bank zitten. Greta
zag Christina en deed de voordeur open. Greta deelde gelijk mede dat zij zich
niet goed voelde. In de huiskamer was de tafel voorzien van allerlei papieren,
die Greta snel bij elkaar raapte en in een kistje opborg. Moeder Groen was niet
thuis en had inderdaad het werk van Greta overgenomen. Uiteindelijk is
Christina nog een tijdje bij Greta gebleven en is vervolgens weggegaan.
’s-Avonds vernam zij dat het inmiddels met Greta wel weer beter ging. De
volgende dag is Christina niet naar het huis van moeder Groen gegaan, daar zij
andere bezigheden had in haar eigen huis. Om 12:15 uur kwam haar echtgenoot wel
binnen stormen met de mededeling dat Greta was vermoord. Samen met haar man is
zij naar het huis van de familie Groen gerend.
Na de moord is in de tuin van de familie Groen een
spiegeltje gevonden, dat kennelijk niet toebehoorde aan de familie Groen.
Tijdens het verhoor aan het bureau werd Christina gevraagd of zij iets wist van
dit spiegeltje. Zij verklaarde het spiegeltje niet te hebben zien liggen, maar
dat de jongste dochter van de familie Groen Betsy er mee naar binnen kwam en
het haar overhandigde. Zij herkende het spiegeltje als zijnde het spiegeltje
wat door haar op een feest aan ene Kees was gegeven. Zij had het spiegeltje
gewonnen met een spelletje en Kees vroeg of hij het spiegeltje mocht hebben.
Christina vond het verdacht en had direct een vermoeden dat hij dus in de
woning moest zijn geweest. Kees zou volgens haar wel eens de verdachte kunnen
zijn. De politie had het vermoeden dat het spiegeltje er wellicht met een
bedoeling was neergelegd, maar Christina ontkende in alle toonaarden dat zij
hier iets mee van doen had. Ook verklaarde ze dat mevrouw Groen vroeg of zij
naar het huis wilde komen, omdat mevrouw Groen niet graag alleen thuis was. Ook
sluit ze uit dat anderen in of rond het huis van de familie Groen zijn geweest,
omdat zij precies wist wie wel en niet kwamen. Christina zag ook dat in de
dagen voor de moord zaken toch anders waren in huis. Zo zag zij een riempje en
een stropdas aan de kapstok hangen en ook de wc was gedeeltelijk van de muur
losgekomen. De politie had door de verklaring van Christina toch aanleiding
gezien waar zij op de dag van de moord was. Zij wist zoveel details te
vertellen, dat het voor het onderzoeksteam wel interessant was om haar alibi te
controleren. Zou zij dan iets te maken hebben gehad met de dood van Greta en
bijvoorbeeld Kees valselijk beschuldigen als afleiding? Christina erkende dat
zij zich had vergist over wat zij op de dag van de moord op Greta precies had
gedaan. De rechercheur confronteerde haar met het eerder opgegeven alibi, maar
ze gaf aan dat dit de juiste versie was en dat de politie haar alibi gerust
mocht controleren. Na de dinsdagmiddag, de dag voor haar dood, heeft Christina
Greta niet meer gezien. Ze wist niks over de ceintuur, de das en het spiegeltje
die op vreemde plekken waren aangetroffen. De politie controleerde haar alibi
over haar activiteiten op de ochtend voor de moord op Greta, maar haar alibi
bleek niet helemaal te kloppen.
Voor het onderzoeksteam werd het er niet duidelijker op. Het
beeld van Greta was nog niet compleet, ook de familieomstandigheden niet en dan
is er nu ook een huisvriendin die een twijfelachtig alibi verstrekt. Wat is er
toch gaande rond de dood van Greta Groen? Ook is natuurlijk nog het verhaal
over het achtervolgen van Greta door een onbekende jongeman actueel. Genoeg
informatie voor het onderzoeksteam om het onderzoek voort te zetten, zeker
omdat er nog helemaal geen zicht is op een verdachte. Toch heeft de politie
Christina geconfronteerd met haar niet geheel juist bevonden verklaring. Maar
het antwoord van haar was simpel: ze heeft zich dan vergist en is niet bij het
huis van de familie Groen geweest. De commissaris van Politie gaf rechercheurs
Hopman en Poos de opdracht om haar heen te zenden en voorlopig verder niet te
beschouwen als verdachte.
Inmiddels was het 25 oktober 1938. Twee rechercheurs van het
onderzoeksteam begaven zich naar de Molenslootstraat 38 in Den Haag, het
woonhuis van de familie Groen om twee zaken te onderzoeken. Eerst wilde de
rechercheurs weten of Greta zelf de deksel onder de deur aan heeft kunnen
brengen, zodat de deur klemde. Het andere wat men wilde onderzoeken was hoe het
lakentje precies heeft gezeten om de nek van Greta. Beide uiteinden waren
voorzien van een lus, de ene kant aan de keukenzijde en de andere kant aan de
trapzijde. Het leek er op dat de lussen aan iets vast hebben gezeten, zoals aan
een deurklink. Door aan één van de zijden te trekken klemde inderdaad de deur
door het deksel. De rechercheurs hebben een aantal malen een poging gedaan met
de lus om via de deur en de deksel de deur te laten klemmen, zittend vanaf de
trap. Heeft Greta dit zelf gedaan of heeft de dader op deze manier gepoogd de
deur van binnenuit klem te zetten via het aangetroffen deksel. De politie stond
voor een raadsel.
Het spiegeltje wat was gevonden in de tuin van de familie
Groen, hield ook de recherche nog steeds bezig. De recherche is nog met de
zesjarige Betsy Groen, het jongste zusje van de drie, naar het achtertuintje
gegaan, waar zij precies aan kon geven waar zij het spiegeltje in de tuin had
gevonden. Het spiegeltje zou volgens huisvriendin Christina zijn van ene Kees,
waar de recherche al snel achter welke Kees dit was. Hij woonde in Den Haag en
was van beroep stratenmaker. Tegelijkertijd werd ook vader Groen over de vondst
geïnformeerd. Deze kwam met het verhaal dat hij op zijn werk een spiegeltje had
gekregen, precies van het zelfde merk en type. Hij had dit spiegeltje in zijn
werkbroek gedaan en sloot niet uit dat het spiegeltje uit zijn broek is
gevallen op het kleed in de slaapkamer. En ook sloot hij niet uit dat
vervolgens moeder Groen het kleed heeft uitgeklopt in de tuin. Alom verwarring
over een spiegeltje, waarvan het onderzoeksteam uit dacht te gaan van een spoor
naar de dader. En de deceptie werd nog groter voor het onderzoeksteam. Kees
werkte volledig mee en zei dat het gewoon in zijn zondagse pak zat wat hij
thuis had hangen. De rechercheurs gingen mee met Kees naar zijn woning en
troffen inderdaad een identiek spiegeltje aan. Dit spoor liep dus dood voor het
onderzoeksteam.
Maar is er wel sprake van moord? Buren hebben geen
geschreeuw gehoord en in de woning zelf zijn ook geen verdere sporen van een
verdachte aangetroffen. Ja, de buurvrouw van nummer 36 die een mannenstem
hoorde en een schim voorbij zag komen. Niet echt een getuige waar de politie
iets mee kon. Anderen hebben niemand in de buurt van de woning gezien of weg
zien rennen. Inmiddels schrijven de kranten ook volop over de dood van Greta
Groen. Zoals het dossier er nu uitziet wordt zelfmoord ook niet uitgesloten.
Een zwak meisje met kennelijk psychische problemen die dood op de trap zit met
een lakentje om haar nek. Zou Greta zichzelf om het leven hebben gebracht? Maar
wat zou dan de reden zijn geweest? Liep Greta dan met een geheim rond en was
zij daarom zo in zichzelf gekeerd? Het is het jongste zusje Betsy die de
achtertuintjes inliep en tegen de buurvrouwen riep dat haar zus Greta was
vermoord. Moeder Groen liep na het aantreffen van haar dochter de straat op al
schreeuwend dat haar dochter was vermoord. En zo is in de buurt en in de media
een beeld gecreëerd dat Greta door een onbekend persoon zou zijn vermoord.
Eén van de rechercheurs is nog het verhaal van Greta
nagelopen, toen zij onder andere haar moeder vertelde in een portiek te zijn
gedoken toen zij werd achtervolgd door een onbekende man. Het portiek zou zich
moeten bevinden in de Schoolmeesterstraat, maar de rechercheur constateerde dat
in de betreffende straat alleen laagbouw aanwezig is en zeker geen portiekwoningen.
Ook weer een uitkomst die alleen nog maar voor meer verwarring zou leiden. Zou
Greta of moeder Groen dit verhaal dan hebben verzonnen?
Op zondag 23 oktober 1938, elf dagen na de vondst van Greta,
wordt moeder Neeltje Groen weer verhoord. Ze verklaarde dat op 12 oktober 1938
zij om 08:40 uur per fiets de zevenjarige Betsy naar school heeft gebracht aan
de Linnaeusstraat in Den Haag. Haar school begint om 08:45 uur en eindigt om
11:45 uur. Nadat Betsy naar school was gebracht reed zij direct terug naar huis
en plaatste haar fiets aan de voorkant van de woning. Dit zou tussen 08:55 uur
en 09:00 uur zijn geweest. Moeder Neeltje heeft vervolgens het huis opgeruimd
en heeft om 09:15 uur de woning weer verlaten. Ze is op de fiets naar werkgever
mevrouw Keijzer gereden die aan de Van Zeggelenlaan in Den Haag woont. Toen zij
de woning verliet, zat Greta op de bank te breien. Toen moeder Neeltje later
het breistukje had gezien, kon Greta nooit langer dan vijf minuten aan het
breiwerkje hebben gewerkt. Om 11:30 uur vertrok moeder Groen na haar
huishoudelijk werk weer vanaf de woning van mevrouw Keijzer, een fietsritje van
ongeveer zeven minuten. Ze was direct naar school gereden en kwam om 11:40 uur
aan bij de school van haar jongste dochtertje Betsy. Ze moest daar even wachten
voordat de school uitging. Daarna is zij met Betsy richting huis gereden,
waarbij ze onderweg nog even is gestopt om een broodje te kopen. Daarna trof ze
Greta thuis dood aan.
Ook verklaarde moeder Groen dat Greta wel weer haar
menstruatie heeft gehad en wel tussen 4 en 8 oktober 1938. Greta had dit haar
zelf verteld. Het verhoor van moeder Groen leverde uiteindelijk niets
bijzonders op. De medische toestand van Greta blijft een raadsel voor het
onderzoeksteam. Ook vader Jaap Groen werd verhoord. Hij bleek ongevraagd bezoek
te hebben gehad van een helderziende. De helderziende ging in tranen bij het
zien van een kledingstuk van Greta. De helderziende beschreef een bepaalde
omgeving en gaf een signalement van een persoon. Maar vader Groen was een paar
dagen eerder ook zelf op bezoek geweest bij een andere helderziende. Hij had
een armbandje en een foto meegenomen waar alle drie de kinderen op staan. Het
opvallende was dat die helderziende een soortgelijk verhaal vertelde als de
helderziende die vader Groen ongevraagd had bezocht. Vader Groen noemde een
naam van een bekende van hem uit Numansdorp, die overeenkomst zou hebben met
het signalement wat door de helderzienden was gegeven. De helderziende die in
tranen uitbrak bij het zien van het jasje, heeft dit meegenomen om een spoor te
volgen. Maar de helderziende was nog niet teruggekomen.
Ook werden vader en moeder Groen bevraagd over een ceintuur,
een lintje en een das. Ondertussen waren er wat vragen gerezen of het wel een
lakentje was geweest wat om de nek van Greta zat. Er waren verklaringen van
buren die in het huis waren geweest, dat zij geen lakentje om haar nek hadden
gezien, maar dat Greta met een blote nek op de keukenvloer lag. Door de buren
was wel een laken over haar heen gelegd toen men besefte dat zij dood was.
Wellicht was het de das van vader Groen of een ceintuur die om de nek van Greta
had gezeten. Maar ook vader en moeder Groen konden geen uitsluitsel geven over
de das en de ceintuur. Per verhoor wordt het voor het onderzoeksteam niet echt
duidelijker op, eerder vager.
Om het verhaal van moeder Groen nogmaals te controleren
wordt contact opgenomen met mevrouw Keijzer van de Van Zeggelenlaan, de
eigenlijke werkgever van Greta. Het adres waar moeder Groen in de ochtenduren
verbleef voordat Greta dood werd aangetroffen. Zij bevestigt de tijdstippen,
maar vulde aan dat moeder Groen wel boodschappen was gaan doen met haar
tweejarige zoontje. Ook gaf zij aan dat moeder Groen een keer na de dood van
Greta in de woning van de Molenslootstraat een schrift had laten zien. Een
schriftje met allerlei krantenknipsels van allerlei bekende persoonlijkheden.
En dat de politie volgens moeder Groen een pluk zwart krullend haar in een hand
van Greta had gevonden. Verder vertelde moeder Groen dat er ook een soort van
afdruk van een rug (net als een vingerafdruk) in de woning was aangetroffen.
Mevrouw Keijzer vond het maar vreemd en dacht dat moeder Groen aan het
fantaseren was geslagen.
De politie blijft maar graven in de familieomstandigheden.
Ook benaderen zij nog een oud-werkgeefster van Greta Groen: mevrouw Venstra uit
Rijswijk. Zij verklaart dat Greta in mei 1938 voor enkele weken heeft gewerkt
als huishoudelijke hulp. Zij omschreef Greta als het ene moment blij en het
andere moment weer neerslachtig. En soms was zij opvallend stil, zodat mevrouw
Venstra soms wel eens dacht dat er iets aan de hand was. Plotseling stopte
Greta bij haar met werken. Als reden werd gegeven dat Greta niet kon aarden bij
de vegetarische leefomstandigheden van mevrouw Venstra. Een vreemde verklaring,
maar al met al had mevrouw Venstra Greta graag aangehouden als hulp.
Ook werd Greta’s oudste zus Lena nog verhoord. Zij
verklaarde dat ze de avond voor de moord gewoon thuis was gebleven en nergens
op bezoek was geweest. Greta ging volgens Lena de avond voor de moord rond
20:00 uur naar bed. Haar vader ging haar moeder die avond ophalen van het werk
omstreeks 21:30 uur. Zelf bleef ze nog wakker samen met haar vriend Joop. Het
lijkt er op dat alle personen die zijn verhoord de waarheid spreken, waarbij
alleen moeder Groen wat afwijkende antwoorden heeft gegeven.
Al reeds eerder was het lijk van Greta aangeboden ter
onderzoek door dr. R.R. Rochat. De rechter-commissaris mr. W.G.F. Borgerhoff
Mulder had hiertoe opdracht gegeven. Deze Rochat overigens heeft het in zijn
latere leven nog geschopt tot patholoog anatoom en waarnemend directeur van het
Kabinet van Koningin Beatrix. Ook mr. Borgerdhoff Mulder is in de Nederlandse
geschiedenis terug te vinden als raadsheer van het gerechtshof in Den Haag
alsmede als onderzoeker naar Japanse oorlogsmisdadigers en de rol van de
Nederlandse delegatie daarin. Het onderzoek was ook hier duidelijk in handen
van functionarissen met status en ambitie. Nu justitie en forensisch
onderzoekers zich naast de politie met de zaak zouden gaan bemoeien was de
verwachting dat meer duidelijkheid zou komen over de omstandigheden van de
doodsoorzaak van Greta Groen. Het lichaam van Greta werd op dezelfde dag in een
gesloten wagen van de Gemeentelijke Geneeskundige en Gezondheidsdienst vervoerd
naar het ziekenhuis aan de Zuidwal in Den Haag. Het slachtoffer kreeg een label
aan haar pols met haar persoonsgegevens. Hiermee was zij klaar voor verder
technisch onderzoek. De politie had haar werk gedaan en het was nu aan dr.
Rochat om met nieuwe feiten te komen.
Terwijl dr. Rochat bezig was met zijn onderzoek, zijn de
rechercheurs weer teruggegaan naar het huis voor een nieuwe proef. De melkboer
verklaarde namelijk dat de deur van de huiskamer naar de keuken was gesloten,
terwijl de groenteboer verklaarde dat toen hij door het raam naar binnen keek
de deur open zag staan. Tussen deze twee waarnemingen zat niet veel tijd. De
rechercheurs openden de voordeur een aantal maal, waarbij het enige wat opviel
dat de betreffende binnendeur slechts iets opende door de druk als de voordeur
hard werd dichtgedaan. Maar het ging hierbij slechts om tien tot twintig
centimeter en er zeker geen sprake was van dat de deur hierdoor wijd open kwam
te staan. Het lijkt er dus op dat de binnendeur echt door iemand open is gedaan
en zeker niet door tocht. Wat ook nog onderzocht is door de rechercheurs is de
oorzaak van het wondje aan de linker wijsvinger van Greta. Vader en moeder
Groen gaven hier als reden voor dat Greta tijdens haar huishoudelijke werk op
zaterdagochtend 8 oktober 1938 zich had gesneden met een broodmes. Alle sporen
liepen dood tot nu toe.
De recherche is direct begonnen met het veiligstellen van
sporen in het kleine huisje. Als eerste was men op zoek gegaan naar mogelijke
vingerafdrukken, in die tijd al een forensische opsporingsmethode. De deuren,
de treden van de trap en de trapleuning zijn aan een dactyloscopisch onderzoek
onderworpen. Een rechercheur heeft slechts één goede vingerafdruk op een folie
veilig kunnen stellen. Op het deksel van de waterketel zijn wel papillaire
lijnen aangetroffen, maar de kwaliteit was dusdanig dat deze niet verder
gebruikt konden worden. Wel kon opgemaakt worden dat het vermoedelijk om
afdrukken ging van een handpalm. Voor de zekerheid is een foto gemaakt ‘in het
atelier van de politie’, ofwel in de forensische onderzoeksruimte in die tijd.
Ook zijn er op de plaats delict nog foto’s gemaakt van Greta, nadat zij door
haar moeder was neergelegd. Ze lag half links op haar rug en volledig gestrekt.
Haar armen lagen licht gebogen naast haar lichaam, waarbij haar rechteronderarm
iets over haar borst lag. Haar linkerbeen lag enigszins gekruist onder haar
gestrekte rechterbeen. Haar hoofd lag op de linkerslaap en de haren lagen
verspreid om het hoofd heen. De rechercheur constateerde dat midden op haar
voorhoofd boven de neus een vers wondje zat. Op haar rechterslaap bevonden zich
twee lichtbruine vlekjes. In haar haren zaten witte schilfertjes, mogelijk
afkomstig van de kalkmuur bij de trap. De rode wollen blouse was tot boven haar
borsten opgerold, ze droeg geen schoenen of pantoffels. Om haar hals zat een
wit katoenen lakentje wat aan het einde ingedraaid was. Op het lakentje waren
een aantal klein bloedvlekken te zien. Het lakentje was strak aangetrokken en
aan het uiteinde zat een knoop. Ook een waterketel was nog onderzocht, maar
hier werden geen sporen op aangetroffen.
Een rechercheur heeft samen met moeder Groen nog een
situatietekening gemaakt van de houding van Greta toen zij werd aangetroffen.
Zij zat op de trap met haar hoofd in een gebogen houding, met haar rechterslaap
tegen de kalken muur. Haar rechterarm lag gebogen tegen de muur en één voet lag
op de eerste trede en drukte tegen de trapdeur. Op de trap stond ook nog een
schooltas van oud zeildoek. Op de tweede trede van de trap werd een kleine
bloedveeg aangetroffen. Op de plint van de veertiende trede en ook op de eerste
trede werden ook nog kleine bloedvlekken aangetroffen. De recherche sloot niet
uit dat de bloedvlekjes afkomstig zijn van het wondje aan de vinger van Greta,
die zij een aantal dagen voor haar dood had opgelopen. De bloedvlekken zijn
door de rechercheur uit het hout van de trap gesneden en in beslag genomen voor
verder technisch onderzoek. Ook werd aan een stopcontact nog een blonde haar
aangetroffen, die net als de bloedvlekken veilig werd gesteld voor technisch
onderzoek. Verder bleek in de woning niets te duiden op een doorzoeking door
een dader. Alles lag verder in het huis op z’n plek. Het enige was dat in de
huiskamer de huisraad omver geworpen was. Zaken waren verschoven en stoelen
lagen omver.
De rechercheurs merken in hun proces verbaal op dat het net
lijkt of de wanorde kunstmatig is gecreëerd, iemand heeft dit bewust zo gedaan.
Ook de ouders van Greta Groen hebben hetzelfde idee als de rechercheurs. Ook
het waterreservoir in het toilet is met geweld van zijn plaats gerukt, geheel
iets onlogisch en vreemd. Uit het huis zijn ook nog een ceintuur en een wit
lint in beslag genomen voor verder onderzoek. Het ceintuur was eerder zoek
geraakt en werd weer plotseling aangetroffen in huis. En het ceintuur, wat door
moeder Groen veel werd gedragen, bleek voorzien te zijn van knopen. Iets was de
ouders Groen opmerkelijk vonden. Ter afsluiting van het technische onderzoek
zijn van Greta en de rest van de familie vingerafdrukken genomen. Uit het
dactyloscopisch onderzoek kwamen geen bijzonderheden naar voren die zouden
leiden naar een verdachte. Alle andere stukken van overtuiging (de in beslag
genomen zaken) bleven voor verder technisch onderzoek aan het politiebureau.
Politie en justitie stonden met lege handen.
Natuurlijk heeft de dood van Greta Groen de landelijke pers
gehaald. En in het dossier van het onderzoeksteam zitten tientallen meldingen
inclusief namen van tipgevers die menen de dader te kennen. De politie ontving
telefoontjes, telegrammen en brieven uit het gehele land. Ook de omliggende
politiekorpsen stuurden alle tips door naar het onderzoeksteam in Den Haag. Het
dossier begon meer en meer onoverzichtelijk te worden, ook blijkens de diverse
briefjes en notities van de rechercheurs. Maar het is een wetenschap dat vaak
genoeg de naam van de dader al in het dossier zit. Een heidens karwei om het
overzicht te bewaren en alle tips uit te lopen. Maar de pers had ook vraagtekens
bij de werkwijze van politie en justitie. Eind oktober en begin november 1938
begon de pers zich te roeren over de onopgeloste moorden in de Residentie.
Kreten als “ijver genoeg, kunde te kort” en “Zal centralisatie verbetering
brengen” werden door diverse dagbladen genoemd.
Verweten wordt dat een journalist veel meer informatie wist te vergaren
in de vorige woonomgeving van de familie Groen, namelijk Numansdorp. Veel meer
dan het kennelijk jonge onervaren rechercheteam. De verantwoordelijken, waaronder
de Haagse burgemeester, verdedigden echter het onderzoeksteam door te stellen
dat het onderzoek had plaatsgevonden onder leiding van een ervaren
hoofdinspecteur van de Haagse politie. Volgens de media is centralisatie van
het onderzoeks-apparaat in voorbereiding en zullen in de toekomst alleen nog
maar rechercheurs gespecialiseerd in moordzaken de onderzoeken doen. In ieder
geval had de Hoofdcommissaris van de politie Den Haag besloten om enkele
inspecteurs van de recherche een stage te laten lopen bij de korpsen van
Duitsland, Engeland en Frankrijk. Maar het onderzoek naar de dood van Greta
Groen was zo ver nog niet. Het onderzoeksteam had tijd nodig om allerlei zaken
uit te lopen.

Foto 7
Beschouwing onderzoek Greta Groen (bron: Arbeiderspers 1938)
Zo was er nog een verhaal uit Rotterdam. Op 5 november 1938
had de recherche van bureau Hilligersberg een gesprek gevoerd met getuige Den
Hartog. Zij verklaarde dat ze op deze vijfde november vanaf het Spui in Den
Haag een bus had genomen naar Rotterdam. Naast haar kwam een man zitten met een
grote koffer. In de bus ontstond rumoer over het slechte openbaar vervoer,
waarbij plotseling de man met de koffer een gesprek begon met getuige Den
Hartog. De man vertelde familie te zijn waarvan de dochter was vermoord. Het
verhaal wat hij vertelde kwam verward over en zij kon niet opmaken of hij nu
familie was van vader of moeder Groen. Even later sprak hij echter over zijn
schoonzuster. Ook zei hij: “Ik zie haar nog zitten onder aan de trap.” Ook
vertelde de man dat de ouders een brief hadden ontvangen, waarin stond dat de
dader aanwezig zou zijn op de begrafenis van Greta Groen. De man was zelf ook
op het kerkhof geweest en gaf aan dat ondanks alle rechercheurs op de
begrafenis zij toch de dader niet zouden vinden. De onbekende man zei
regelmatig dat Greta (hij noemde haar Greetje) zo’n lieve meid was. En meer
vrouw dan meisje. Ook heeft hij van moeder Groen gehoord dat Greta een tijdje
was lastig gevallen en is geprobeerd om haar in een beige auto te trekken. De
dader was helemaal niet van plan om Greta te vermoorden, maar zij werkte niet
mee en was niet gewillig genoeg. Hij had namelijk nog met Greta tegen een
tafeltje gestaan en toen was er een dekseltje gevallen. De getuige Den Hartog
die al die tijd naast deze onbekende man in de bus zat, kreeg het idee dat de
man meer wist van de moord. Hij antwoordde bevestigend toen zij vroeg of het
druk was op de begrafenis. Hij vulde dit weer aan met liefkozingen richting
Greta, alsof hij verliefd op haar was. Ook kwam de man met informatie dat een
hypnotiseur uit Denemarken bij de familie over de vloer was geweest, omdat hij
eerder een dergelijke zaak had gehad. De paragnost zou hebben gezegd dat de
zaak binnen zes dagen zou zijn opgelost. Uit zijn verhaal bleek dat de
onbekende man richting Rotterdam ging voor wat boodschappen, om direct daarna
door te reizen naar Amsterdam. Hij vertelde dat hij vandaag nog bij de familie
Groen was geweest en dat de dader volgens hem zeker geen onbekende is van de
familie. De familie Groen was nog maar net in Den Haag, omdat zij in hun vorige
huis niet wilde blijven wonen. Inmiddels was de bus aangekomen op het Hofplein
in Rotterdam. De onbekende man pakte de bus naar Amsterdam en verdween uit het
zicht. De getuige informeerde direct de politie en omschreef de man als een
vijfenveertigjarige man, middelmatige lengte, flink postuur, mager bleek
gelaat, flinke wallen onder zijn lichtgekleurde ogen, bruine tanden, spitse
neus, vrij lang donkerblond haar met aan de zijkant grijs, een lichtkleurige
gleufhoed, vieze nagels aan werkhanden en in een kostuum van onbekende kleur.
Ook droeg hij een koffer bij zich. Het rechercheteam heeft een overzicht
gemaakt van alle familieleden die direct in contact stonden met vader en moeder
Groen. Al snel bleek dat de familie voornamelijk in de omgeving van Numansdorp
en Klaaswaal was ingeschreven. Een directe familierelatie in het Amsterdamse
ontbrak. Het rechercheteam lukte het niet om de identiteit van de onbekende man
uit de bus vast te stellen.
Al eerder was het onderzoeksteam bezig geweest met de
achtergronden van vader en moeder Groen. De familie woonde natuurlijk net in
Den Haag toen Greta dood werd aangetroffen. Het merendeel van hun leven hadden
zij doorgebracht in Numansdorp. Zo langzamerhand kwam er ook een ander beeld
van vader Jaap Groen. De burgemeester van Strijen, een naburig dorp, schreef in
oktober 1938 een kattenbelletje aan de hoofdcommissaris van Den Haag. Twee
veldwachters hadden op verzoek van de hoofdcommissaris een bezoek gebracht aan
ene Visser, cashier en varkenskoopman van beroep en wonende in Strijen. De
burgemeester had aan het kattenbelletje een proces verbaal bijgevoegd van het
verhoor. Visser wist al waarvoor de veldwachters kwamen, omdat volgens hem de
politie in Numansdorp al wist dat hij wel eens over de vloer kwam bij de
familie Groen. Hij verklaarde dat hij in het verleden zaken heeft gedaan en van
vader Groen nog geld krijgt en een varken. Ook verklaarde hij dat hij nog nooit
in Den Haag was geweest en dus ook niet op de dag van de dood van Greta. Als
alibi geeft hij aan dat hij ambulant is en zich niet kan herinneren waar hij
precies is geweest.
Zou het motief dan liggen in het feit dat vader Groen
schulden had? Is de familie Groen om die reden eigenlijk weggevlucht uit
Numansdorp voor hun schuldeisers? Zeker is dat er inmiddels diverse verdachten
gepasseerd zijn in het onderzoek, maar dat er nog geen snippertje bewijs ligt.
Het onderzoeksteam was nog steeds allerlei tips aan het nalopen.
In maart 1939 zette de Haagse politie het onderzoek naar
vader Jaap Groen voort. De informatie van de varkenskoopman wees wel op een
feit dat vader Groen financiële problemen zou hebben. Jaap Groen bekende
inderdaad dat er diverse bedrijven waren die nog geld op hem te vorderen
hadden. Zo had hij van oktober 1937 tot mei 1938 de elektriciteitsrekening niet
betaald, ook niet nadat hij gebruik maakte van een betalingsregeling. Ook had
vader Groen een abonnement lopen op een magazine, waar ook nog een bedrag voor
open stond. Ook had hij andere bestellingen gedaan, de goederen wel ontvangen
maar nimmer betaald. Het aantal vorderingen liep dusdanig op dat gesproken kon
worden van een wanbetaler in ernstige financiële problemen. Ondanks allerlei
aanmaningen heeft Jaap Groen nooit antwoord gegeven en is met stille trom naar
Den Haag vertrokken. Zijn schuldeisers achterlatend. De vraag rees wat vader en
moeder Groen nog meer voor het onderzoeksteam verborgen hielden. Het bleek een
gezin te zijn met nogal wat financiële problemen, hetgeen ongetwijfeld voor
spanningen in huis zal hebben gezorgd. Was Greta daarom altijd zo stil?
Inmiddels liepen de spanningen op tussen de politie en het
Openbaar Ministerie. De reden hiervoor was dat het onderzoeksteam samen met de
hoofdcommissaris het hele onderzoek nog eens hadden doorgenomen. Ondanks alle
verdachten die in beeld zijn geweest, de vele getuigenverklaringen en
tientallen, zo niet honderden, tips vanuit het hele land was het onderzoeksteam
niet verder gekomen. Ook de plaats delict en de manier waarop Greta was
aangetroffen riepen vragen op. Ondertussen was men ook steeds meer te weten
gekomen over de familie Groen. Vader Groen die zowaar een wanbetaler was en
moeder Groen die op enkele momenten zwakheden vertoonde in haar verklaringen.
.png)
Foto 8
Hoofdcommissaris v.d. Meij (bron: Wikipedia)
De hoofdcommissaris van der Meij stelde in december 1938
agent van politie Boender aan om meer onderzoek te doen naar vader en moeder
Groen. Niet uitgesloten werd dat moeder Lena Groen meer van de dood van Greta
zou weten, gezien haar afgelegde verklaringen. De reden voor de keuze van agent
Boender was, dat hij in Numansdorp was opgegroeid en inmiddels werkzaam was
voor de Haagse politie. Zo was Boender bekend met het gerucht dat moeder Groen
het niet zo nauw zou nemen met de huwelijkse staat en er andere mannen op
nahield. Iets was tot dan toe niet bewezen was en slechts een sterk gerucht
was. In Numansdorp stond zij ook bekend als roddelaarster en leugenachtig. In
Numansdorp werd al rondbazuint dat ze ‘de moeder maar eens moesten verhoren.’
Overigens was de familie Groen relatief kort na de dood van Greta een paar
deuren verder gaan wonen, van Molenslootstraat 38 naar nummer 60. Boender kwam
met een smoes aan de deur en maakte contact met Lena Groen. Boender stelde zich
voor als een medewerker van de Voogdijraad en zei dat hij voor een
mishandelingszaak verderop uit de straat informatie kwam inwinnen. Voor die
tijd kan de actie van Boender wel aangeduid worden als een ‘undercoveractie’,
waar overigens moeder Groen helemaal in opging. Bij het kennismaken herkende
zij Boender nog van lang geleden uit Numansdorp. Het plan van Boender leek te
werken en het eerste contact met moeder Groen was gemaakt. Moeder Groen
vertelde dat zij verhuisd was van nummer 38 naar nummer 60 omdat zij het niet
meer volhield in dat huis. Het huis waar zij haar dochter dood had
aangetroffen. De hele dag door zag zij het beeld van het incident voor zich.
Boender viel het op dat zij haar eigen verdriet belangrijker vond dan dat de
politie de dader zou vinden. De avond ervoor had het gezin Groen nog een
gesprek gevoerd over de dood van een landbouwer in Numansdorp. Toeval wil dat
de arts die de dood van haar dochter Greta had vastgesteld een familielid was
van deze omgekomen landbouwer. Ook vertelde ze dat ze na de dood van haar
dochter diverse politiemannen die in haar huis waren geweest herkende uit
Numansdorp. Boender moest het eerste gesprek met haar afronden, omdat inmiddels
ook familie en kennissen bij het gesprek waren aangeschoven. Vrijuit praten kon
op deze manier niet meer. Boender vertrok en is zich gaan verdiepen in het
dossier. Hij kwam al snel tot de conclusie dat een familielid of een kennis
Greta moest hebben vermoord.
Op 16 december 1938 bracht Boender een tweede bezoek af bij
moeder Groen. De vrouw kwam bang over en verklaarde dat zij sinds de dood van
Greta altijd de knip op de deur heeft zitten. Ook verklaarde ze dat ze
dagelijks verblijft bij haar schoonzus, omdat ze ook niet meer alleen kan zijn.
Tijdens het gesprek was ze emotioneel en gaf aan pas rust te hebben als de zaak
zou zijn opgelost. Greta was volgens haar nog een meisje en onderling was het
altijd goed geweest in het gezin. Op de ochtend voor de dood van Greta had
moeder Groen al een voorgevoel dat er iets ergs zou gebeuren, ook omdat Greta
neerslachtig was. Ook had ze tegen vader Groen expliciet gezegd dat hij nog
afscheid moest nemen van Greta voordat hij naar zijn werk zou gaan. Iets wat
Boender opmerkelijk vond. Sterker nog, vader Groen was net de deur uit en moest
van moeder Groen terugkomen en voor een tweede keer afscheid nemen van Greta.
Ook wist Boender uit het dossier dat getuigen hadden gezegd dat moeder Groen
niet zo’n goede band had met Greta, terwijl zij in het gesprek met Boender
verklaarde dat Greta haar lieveling was. Tijdens het gesprek stond moeder Groen
op en ging uit zichzelf een reconstructie maken in de huiskamer, zoals deze er
uit zag toen zij haar dochter had aangetroffen. Tijdens het reconstrueren zei
ze tegen Boender dat de dader alles zo had neergelegd en dat de chaos niet was
gekomen omdat de dader met Greta had gevochten. Nee, de dader had de plaats
delict zelf in elkaar gezet. Ook vertelde ze dat er een paragnost was geweest
die had gezegd dat de geest van Greta nog geen rust had gevonden. De paragnost
zou nog met haar contact opnemen, want zodra hij contact zou hebben met Greta
dan zou zij ook de naam van de dader noemen. Zelf geloofde moeder Groen niet zo
in het verhaal van de paragnost. Ze bleek na de dood van haar dochter in het
geloof te zijn geraakt en inmiddels al veel uit de Bijbel te hebben gelezen.
Boender kwam ook nog in contact met de schoonzus, die aangaf
dat Neeltje Groen veel praatte en het lastig had om haar gezin en huishouden op
orde te houden. De schoonzus sprak Neeltje Groen hier regelmatig op aan. Ook
gaf de schoonzus aan dat iedereen wel eens verbaasd zou zijn als men er achter
kwam wie Greta heeft vermoord. Boender liet de twee vrouwen verder met rust en
concentreerde zich op de vader. De vader was in tegenstelling tot moeder Groen
een rustige zwijgzame man. Op een avond wilde Boender een bezoek afleggen bij
de familie Groen om met de vader te spreken, maar beiden waren niet thuis. Wel
thuis was de oudste dochter Lena, die samen was met haar verloofde. Lena sprak
met veel liefde over haar zus Greta. Ondertussen waren de ouders, die een brief
waren gaan posten, ook weer thuisgekomen. Vader Groen gaf aan tevreden te zijn
over het politieoptreden en begreep ook dat het een moeilijk onderzoek was. Hij
gaf aan dat Greta zich eigenaardig gedroeg, regelmatig in huilen uitbarstte en
als naar de reden werd gevraagd zij dit niet kon of wilde vertellen. Vader
Groen vertelde nog verder over zijn stropdas die hij kwijt was, maar later in
een kast aantrof. Het vreemde was dat een ceintuur aan zijn stropdas was
geknoopt. Dit was de ceintuur van Greta. Net als de deksel onder deur zijn ook
de ceintuur en de stropdas in beslag genomen, herinnerde Boender zich uit het
dossier. Daar moest dus iets mee aan de hand zijn. Moeder Neeltje Groen
vertelde verder dat zij het opvallend vond dat diverse rechercheurs haar
allerlei vragen stelde. Ze zei tegen Boender of hij dan misschien ook dacht dat
een moeder haar eigen dochter om zou kunnen brengen.
Boender dacht er het zijne van. Moeder Groen maakte haar
gezinsleven rooskleuriger dan het wellicht was. Hij legde zijn bevindingen vast
in een proces verbaal en ging twee dagen voor de jaarwisseling van 1938 op 1939
nog meer achtergrondinformatie opdoen in de omgeving van Numansdorp. Daar sprak
hij een gepensioneerde collega van de politie, die verklaarde dat de familie
Groen in Numansdorp een soort van kruidenierszaakje runden. Vader Groen had in
de zomermaanden ook nog een baantje als ijsventer. Ze hadden een sober bestaan
en het was algemeen bekend dat de familie veel schulden maakte. Na sluitingstijd
schonk Groen bier aan de lokale jeugd en was er veel overlast. Ook sprak
Boender met de huidige veldwachter, en volgens hem deugt de familie niet. Al
eerder had deze veldwachter het onderzoeksteam in Den Haag informatie
aangeleverd over de familie Groen. Neeltje Groen was geslepen en zorgde er voor
dat de familie Groen niet in problemen kwam bij politie en justitie. Zij werd
omschreven als losbandig. En hoe meer Boender over de familie Groen sprak,
bleek vader Groen er ook andere vrouwen op na te houden. De oudste dochter Lena
stond ook bekend als vrijpostig en het niet te nauw te nemen met de toen
heersende zedelijkheid. Greta Groen werd echter omschreven als een kind wat van
een heel ander soort was en geleden moest hebben hoe het er in het gezin aan toe
ging. De collega-veldwachter gaf aan dat er veel meer over moeder Groen was te
vinden en dat zij zelf nooit iets zal vertellen of bekennen. In Numansdorp was
moeder Neeltje Groen berucht.
Boender kreeg uit het Numansdorpse inderdaad de bevestiging
dat het na sluitingstijd in het huis van de familie Groen een bende was van
feestende en dansende jongens met moeder Groen en haar oudste dochter Lena.
Alleen niemand durfde echt voluit met Boender te praten, de angst om verhoord
te worden in Den Haag. De moord op Greta zat er behoorlijk in. Men zweeg
liever, maar de geruchten dat moeder Groen iets met de dood van haar dochter te
maken zou hebben waren sterk aanwezig. Boender vertrok weer naar Den Haag,
alwaar hij op 2 januari 1939 een bezoek bracht aan moeder Neeltje Groen. Zij
was nerveus bij het zien van Boender en begon direct over de dood van haar
dochter te praten. Ook nu weer sprak zij vol lof over haar eigen gezinsleven,
iets wat na de gesprekken in Numansdorp bij Boender niet vreemd overkwam. Ze
wist het familieleven mooier te beschrijven dan dat het kennelijk was. Boender
vertrok uiteindelijk, mede omdat hij constateerde dat moeder Groen een
uitgeputte indruk maakte. Hij trok de conclusie dat meer onderzoek naar moeder
Groen gedaan moest worden, zeker gezien haar geestestoestand. In Den Haag kwam
Boender ter ore dat moeder Groen bij haar huisarts had gevraagd of als de dader
niet direct een bekentenis aflegt, deze dan in een later stadium moeilijker een
bekentenis zou afleggen. De arts had geantwoord dat de tijd inderdaad wel tot
dit soort gevolgen zou kunnen leiden. Boender vroeg zich af waarom een
dergelijke vraag aan een arts wordt gesteld. Ook was opvallend dat zij vragen
over haar aanwezigheid in huis na het wegbrengen van jongste dochter Betsy en
het vertrek naar haar werk constant ontweek. Boender betrok een vrouwelijke
inspecteur van politie bij zijn onderzoek en tezamen brachten zij een bezoek
aan de familie Groen. De vrouwelijke inspecteur was maar deels op de hoogte van
het onderzoek, maar had na het bezoek aan de familie Groen ook grote
vraagtekens bij het gedrag van moeder Neeltje Groen. De aanleiding was dat zij
zelf direct begon over de dood van Greta, iets wat de vrouwelijke collega een
gevoel gaf dat zij inderdaad meer moest weten van de dood van haar dochter.
Over de doodsoorzaak kwam een helder antwoord van dokter De
Geus, arts van de gemeentelijke gezondheidsdienst en die Greta als eerste heeft
onderzocht. Hij verklaarde dat de knoop van het lakentje dusdanig krachtig was
geknoopt, dat het onmogelijk door Greta zelf gedaan zou kunnen zijn. De Geus
ging uit van moord.
Een kennis van vader en moeder Groen vertelde tegen Boender
dat moeder Groen ook wel eens in een driftbui de oudste dochter Lena door de
keuken heeft gesleurd. Zou moeder Groen dan in een volle driftbui haar eigen
dochter hebben gewurgd met het lakentje? En vervolgens het huis als plaats
delict hebben ingericht en bewust een rommeltje hebben gemaakt? Het
onderzoeksteam krijgt te maken met een enorme wijziging in een modus operandus
en wellicht is moeder Neeltje Groen die tijd de dans ontsprongen door het
slachtoffer te spelen. Het was het juiste moment om moeder Neeltje Groen zelf
aan de tand te voelen. Op 11 januari 1939 werd zij verhoord aan het hoofdbureau
van politie. Tijdens het verhoor was ze zenuwachtig en kon door de zenuwen soms
moeilijk spreken. Op de vraag of zij mannen kon noemen waar zij een verhouding
mee heeft gehad in Den Haag, antwoordde zij ontkennend. En de namen van de
personen die bij haar over de vloer kwamen heeft ze al aan de recherche
doorgegeven. Ze weet niets van feiten hoe Greta om het leven is gekomen en ze
ontkende verantwoordelijk te zijn voor de dood van Greta. Boender vroeg haar
direct op de persoon af of zij er meer van wist, echter zij reageerde als
volgt: “Boender, Boender, Boender, hoe kunt u dat toch van mij denken.” Ook de
hoofdcommissaris heeft nog een verhoor afgenomen, echter de verhoren bevatten
te weinig feiten om haar vast te houden als verdachte. Moeder Neeltje Groen
werd heengezonden.
Ook vader Jaap Groen is nogmaals gehoord. Hij verklaarde
veel vertrouwen in zijn vrouw te hebben. Ook zei hij zeker te zijn dat zijn
vrouw geen andere mannen er op na te houden en dat zij niet verantwoordelijk is
voor de dood van Greta. Wel merkte hij dat zijn vrouw steeds zenuwachtiger
werd. Boender maakte zijn rapport op en het onderzoek werd voortgezet. Ondanks
alle inspanningen stond het rechercheteam nog steeds met lege handen. Toch
maakte Boender, rechercheur binnen de afdeling Kinderpolitie van de politie Den
Haag, nog een vervolgrapport. Hij bleek nog steeds verklaringen van personen
uit de omgeving van vader en moeder Groen te krijgen, waarbij moeder Groen
gedrag vertoonde wat niet echt paste bij een rouwende moeder. Zodra zij in
publieke ruimtes kwam of buren tegenkwam, passeerde zij ineengedoken. Ze
speelde dan plots de rouwende moeder, maar zodra zij onder personen was die zij
vertrouwde kwam zij met schunnige opmerkingen en gedroeg zich alsof er niks aan
de hand was. Flirten met glazenwassers en werklui in de buurt deed ze met
regelmaat. Was Neeltje Groen dan zo’n goede actrice met een zieke geest?
Op 18 januari 1939 sprak Boender wederom met Neeltje Groen.
Het gesprek duurde anderhalf uur en Boender omschreef het als een ‘zeer
ernstig’ gesprek in zijn proces verbaal. Wederom was zij nerveus en reageerde
zwakjes op vragen die Boender stelde. Constant probeerde zij het verhaal weer
een andere wending te geven. Uiteindelijk bekende dat zij wel degelijk een
onzedelijk contact gehad met één van de schuldeisers van de familie. Boender
gaf zijn leidinggevenden het advies om de druk verder op te voeren bij moeder
Groen, want ze stond op het punt te breken of in een hysterische aanval met
feiten te geraken. Ook sloot Boender kennelijk niet uit dat moeder Groen op de
ochtend voor de dood van Greta een man heeft ontvangen. Er zijn namelijk
getuigenissen dat dochter Greta al eerder bloot was gesteld aan het onzedelijke
gedrag van haar moeder en hier verder nooit iets over heeft gezegd. Ze was
juist stil en afstandelijk geworden. Was Greta dan het onzedelijke gedrag van
haar moeder en zus dan helemaal zat geworden? En is dit op een ruzie uitgelopen
tussen moeder en dochter? Is zij vermoord door haar moeder of haar minnaar?
Bezwijkt moeder Groen onder de druk van de directe vragen van Boender en kan
zij niet langer volhouden dat haar familieleven voorbeeldig verloopt? Boender
had zijn vizier gezet op eventuele mannen die mogelijk een bezoek hebben
gebracht aan moeder Groen. Hoe zit dat met die verklaring dat een buurvrouw een
schim voorbij haar huis had zien komen kort voor de moord.
Een bijzondere omstandigheid is dat Boender nog een kort
gesprekje heeft gevoerd met de werkgever van Greta. Omdat Greta ziek was, zou
moeder Neeltje het werk overnemen bij deze werkgever en was zij die ochtend dan
ook daar gaan werken. De werkgever berichtte Boender dat Greta een keer, in
haar bijzijn, tegen haar moeder zei dat ze het opvallend vond hoe zij en de man
van de werkgever zo goed met elkaar omging. Greta zei dat haar moeder net zo
goed omging met deze man als met haar vader Jaap Groen. Zou het dan ook nog
eens waar zijn dat moeder Neeltje Groen een seksuele relatie heeft met de
echtgenoot van de werkgever van haar dochter Greta? De werkgever van Greta, een
verloskundige, verklaarde tegen Boender dat zij er op stond dat alles nu ook
maar moest worden uitgezocht in deze vreemde zaak.
Zo komt er nog een scenario bij dat wellicht de echtgenoot
van de werkgever van Greta (en moeder Neeltje) Greta heeft omgebracht omdat zij
getuige was van de omgang van deze man en haar moeder. Misschien had Greta haar
moeder en deze man wel betrapt. Boender rondde definitief zijn bevindingen af
in een proces verbaal. Hij had gedaan wat hij kon doen en nu was het aan zijn
leidinggevenden binnen de politie en Justitie om te bepalen wat de volgende
tactische stappen zouden moeten zijn.
De media had zich al in het beginstadium met de zaak Greta
Groen bemoeid. Tot de media behoorde ook de Nederlandse krant “Het Nationaal
Dagblad”. Nederland raakte meer en meer in de ban van de Nationaal
Socialistische Beweging (NSB) en deze krant was de spreekbuis van de NSB. Eind
januari 1939 stond een redacteur van de krant voor de rechter. Terwijl het
onderzoeksteam druk bezig was met de achtergronden van de familie Groen,
plaatste de redacteur een ingezonden brief van een ‘bezorgde moeder’ naar
aanleiding van de moord op Greta Groen. Eerder was namelijk een signalement
verspreid van een persoon met zwarte krulletjes, iets wat de briefschrijfster
en de redacteur koppelde aan een dader van Joodse afkomst. In de brief werd ook
daadwerkelijk gewezen naar de Joodse gemeenschap en dat zij verweten worden
‘meisjes aan te randen’. Het artikel stond vol met meer kwetsende passages voor
de Joodse gemeenschap. Ondanks dat de wetgever het leveren van kritiek door een
ieder vrijstaat, gaat het beledigen van een bevolkingsgroep te ver. Aldus de
Officier van Justitie jonkheer mr. Van Asch van Wijck. De dood van Greta Groen
was zelfs aanleiding van nationaalsocialisten om te wijzen naar de Joods gemeenschap.
Een jaar voordat de nazi’s Nederland zouden binnenvallen. De verdachte
redacteur werd uiteindelijk door de rechtbank veroordeeld tot tweehonderd
gulden boete of een vervangende hechtenis van honderd dagen.
De druk nam toe voor het onderzoeksteam en de focus lag op
moeder Neeltje Groen. Hoofdcommissaris Van der Meij maakte korte metten met
mevrouw Groen. Op 24 januari 1939 schreef hij op eigen titel een brief aan de
Officier van Justitie in Den Haag. In de brief verwees Van der Meij naar de
eerdere verzonden processen van verbaal en als bijlage had hij het laatste
proces verbaal van Boender gevoegd. In de brief gaf hij aan dat hij persoonlijk
was overtuigd dat mevrouw Groen directe schuld heeft aan de dood van haar
dochter Greta Groen. De hoofdcommissaris wees de Officier van Justitie op het
feit dat het zelfvertrouwen van mevrouw Groen met de dag toenam. Hij deed een
beroep op de Officier om deze steeds oudere zaak tot een oplossing te brengen
door op grond van de bevindingen tot nu toe mevrouw Groen in verzekering te
stellen. Met deze brief namen zowel het onderzoeksteam alsmede de
hoofdcommissaris stelling. Ze waren overtuigd dat moeder Neeltje Groen wel
degelijk was betrokken bij de dood van haar dochter of minimaal wist wie haar
dochter had vermoord. De leugenachtige verklaringen en het manipuleren van
getuigen waren voor de politie redenen genoeg om haar aan te wijzen als
verdachte.
Zes dagen later ontving hoofdcommissaris Van der Meij
hoogstpersoonlijk antwoord van de Officier van Justitie mr. P.R. Blok. Zo de
brief van Van der Meij kort en zakelijk was, zo was de brief van mr. Blok
uitgebreid en gemotiveerd. De toon was kennelijk gezet tussen de beide heren.
Mr. Blok viel in zijn antwoord direct met de deur in huis. Hij kon als
zaaksofficier geen vrijheid vinden om Van der Meij te machtigen mevrouw Groen
in verzekering te stellen. Als ervaren jurist zag hij op basis van artikel 27
van het wetboek van Strafvordering voor deze verdenking geen voldoende redelijk
vermoeden van schuld aanwezig.
De zaaksofficier wees de Hoofdcommissaris er op dat vrij
snel na het vinden van het lijk van het slachtoffer zowel hij alsmede de
Rechter-Commissaris mr. W.G.F. Borgerhoff Mulder ten spoedigste op de plaats
delict zijn verschenen. Het onderzoek werd voortvarend opgepakt en zowel de
zaaksofficier als de Rechter-Commissaris werden gedurende het onderzoek op de
hoogte gehouden door de commissaris die eerder aan het onderzoeksteam was
verbonden. De zaaksofficier schreef in zijn brief dat hij op de hoogte was van
de onderzoeken die werden uitgevoerd in zowel Den Haag en Numansdorp. Hem was
zelfs bekend dat wellicht opgeschoten jongens uit Numansdorp wellicht iets met
de zaak te maken zouden kunnen hebben. De commissaris die aan het team
verbonden was, werd in verband met vakantie, tijdelijk vervangen door een
hoofdinspecteur van politie. Deze meldde de officier van justitie dat deze
onderzoeken helemaal niks hadden opgeleverd. Op basis van deze informatie heeft
de zaaksofficier dan ook de Rechter-Commissaris verzocht om het gerechtelijk
vooronderzoek maar te sluiten. Deze nam het verzoek over en sloot het onderzoek
naar de dood van Greta Groen officieel op 16 januari 1939.
De zaaksofficier gaat verder in zijn brief en laat de
Hoofdcommissaris weten dat ondanks deze beslissing de Hoofdcommissaris verder
is gegaan met het onderzoek, zonder daarbij hem en de Rechter-Commissaris
daarover te informeren. De Hoofdcommissaris kreeg het verwijt dat hij
rechercheur Boender aan de zaak had gezet, een rechercheur die van het hele onderzoek
niks wist en ook geen kennis had van wat er in het gerechtelijk onderzoek
allemaal had plaatsgevonden. De woorden vlamden van het briefpapier af. In
alles kon je opmaken dat de zaaksofficier niet gediend was van de actie van de
Hoofdcommissaris. Hij vervolgde zijn brief met de mededeling dat hij zich
afvroeg of rechercheur Boender wel de juiste persoon was om dit te onderzoeken.
Aan zijn geschiktheid werd ernstig door de zaaksofficier getwijfeld. Het
onderzoek van de Hoofdcommissaris strekte zich uit tussen 10 december 1938 en
20 januari 1939 en betrof het verhoren van familie en andere getuigen. Allemaal
personen die reeds onder leiding van de zaaksofficier waren gehoord en waar ook
de Rechter-Commissaris een rol in had gespeeld tijdens het gerechtelijk
vooronderzoek. Helemaal viel de zaaksofficier over het verhoren van een
medicus, in dit geval de huisarts van de familie Groen. De Hoofdcommissaris was
namelijk eerder gevallen over het feit dat een medicus was gehoord door een
hoofdinspecteur en niet door een commissaris. Maar nu het zijn eigen onderzoek
aangaat, koos hij in lagere rang uitgekozen rechercheur Boender. Iets wat voor
de zaaksofficier dan ook tegenstrijdig was. Tenslotte kreeg de Hoofdcommissaris
het verwijt dat Boender over was gegaan tot het aanhouden en overbrengen van
mevrouw Groen, waarop de Hoofdcommissaris zelf mevrouw Groen nog zou hebben
gehoord. En dit zonder enig overleg met hem als zaaksofficier en de
Rechter-Commissaris.
Uit alles is op te maken dat mr. Blok furieus was. Hij
schreef de Hoofdcommissaris dat het niet de omstandigheid is dat hij zich door
deze wijze van handelen door de Hoofdcommissaris gegriefd is, dat hij de brief
moet schrijven, maar dat hij hoopt daar boven te staan. Maar de zaaksofficier
liet wel weten dat alles wat de Hoofdcommissaris had ondernomen in strijd was
met de beginselen van het wetboek van Strafvordering en ook zijn houding ten
opzichte van een Officier van Justitie en een Rechter-Commissaris. En het
ergste vond de zaaksofficier nog dat het onderzoeksbelang was geschaad. De
eerste twee punten wilde de Officier van Justitie wel laten voor wat het is.
Maar betreffende het schaden van het onderzoeksbelang door de geringe waarde
van het onderzoek door de rechercheur Boender kon hij het niet laten hier een
oordeel over te vellen. Deze Boender had volgens de zaaksofficier totaal geen
verstand van het verhoren van getuigen en deskundigen. De zaaksofficier wijst
er nogmaals op dat het onderzoek door de Rechter-Commissaris dan ook ernstig
zal worden geschaad door de activiteiten die in opdracht van de
Hoofdcommissaris zijn verricht. De Officier van Justitie kon dan ook zijn
goedkeuring niet geven. Sterker nog, de zaaksofficier geeft aan dat
mogelijkheden in het onderzoek wellicht nu definitief onmogelijkheden zijn
geworden. De zaaksofficier wrijft er bij de Hoofdcommissaris nog eens lichtjes
in dat de onzedelijkheid van de moeder en het leugenachtige alsmede hysterische
gedrag van de moeder al reeds bekend was bij de Officier van Justitie en de
Rechter-Commissaris. Beiden hebben daartoe al lang en breed overleg gehad voor
wat eventuele vervolgstappen, maar zagen geen reden om hier daadwerkelijk
gevolg aan te geven. Na het verhoor door de Rechter-Commissaris zag deze geen
reden om de moeder als schuldige aan te wijzen. Uit het dossier van rechercheur
Boender volgt geen feit of een redelijk vermoeden van schuld. Overduidelijk
stuurt de zaaksofficier er op dat de Hoofdcommissaris de zaak heeft verknald.
De zaaksofficier sluit de brief af met de mogelijkheid dat er toch nog nieuwe
feiten of omstandigheden zich voordoen, na overleg en in opdracht van de
Rechter-Commissaris, dan is de zaaksofficier zeker bereid te overleggen met de
Hoofdcommissaris. En natuurlijk streeft de zaaksofficier naar een goede
samenwerking tussen de rechterlijke macht en de politie. Punt. De toon is
gezet. De wrijving tussen de zaaksofficier en de Hoofdcommissaris zorgt er voor
dat het onderzoek stopt. Het vuur is uit het onderzoek, het vuur is opgelaaid
tussen politie en justitie. Een status-quo.
Maar de Hoofdcommissaris laat het er niet bij zitten.
Wederom per brief voorziet hij de zaaksofficier mr. Blok van repliek.
Hoofdcommissaris Van der Meij is ‘ten zeerste’ verbaasd over de verwondering
van mr. Blok. Van der Meij gaat vol in de aanval in zijn brief en geeft de
Officier van Justitie een veeg uit de pan. Hij schrijft dat de zaaksofficier
moet weten dat naast een Gerechtelijk Vooronderzoek ook simultaan een
opsporingsonderzoek kan lopen. En het verwijt dat het Openbaar Ministerie niet
zou zijn geïnformeerd over het in opdracht van de Hoofdcommissaris uitgevoerde
onderzoek door rechercheur Boender houdt ook geen stand. Officier van Justitie
mr. Nysingh, collega van mr. Blok, is namelijk hoogstpersoonlijk geïnformeerd
over het opsporingsonderzoek. En Nysingh persoonlijk heeft goedkeuring gegeven
aan het uitvoeren van het nieuwe opsporingsonderzoek. De reden voor deze aanpak
was dat de Hoofdcommissaris ontevreden was over het tot dan toe uitgevoerde
recherchewerk. Van der Meij schrijft dat hij geen grond ziet voor de grieven
die mr. Blok in zijn brief heeft geuit. Sterker nog, hij stelt dat hij en mr.
Blok de opheldering van de dood van Greta Groen als prioriteit zien. Ook
schrijft hij dat hij niet kan geloven dat de resultaten van het onderzoek door
Boender al in het Gerechtelijk Vooronderzoek bekend waren.
Van der Meij gaat in zijn brief nog verder tegen de zaaksofficier
in en stelt dat ondanks dat het Gerechtelijk Vooronderzoek is gesloten, hij de
zaaksofficier nu al informeert dat het opsporingsonderzoek voortduurt en dat
nieuwe gezichtspunten in deze zaak nog steeds mogelijk zijn. Hij legt ook aan
de zaaksofficier voor dat mocht hij de verantwoordelijkheid willen nemen om het
opsporingsonderzoek te stoppen, hij dit graag wil vernemen van mr. Blok. Van
der Meij spreekt zijn verwachting uit dat mr. Blok echter ongetwijfeld zijn
volledige steun zal geven om alle pogingen die leiden tot nieuwe aanwijzingen ,
nauwkeuring te onderzoeken, hoe klein ook. Als afsluiting vraagt hij om één van
zijn medewerkers inzage te laten krijgen in het Gerechtelijk Vooronderzoek, om
zo voortvarend door te kunnen gaan met het opsporingsonderzoek.
Op deze manier gingen de zaaksofficier en de
Hoofdcommissaris met elkaar om. Met als resultaat dat politie en justitie niet meer
kwamen tot een gedegen vervolgonderzoek. Na februari 1939 is geen letter meer
door de Haagse politie en justitie op papier gezet over de moord op Greta
Groen. De moord op Greta Groen raakt langzamerhand in de vergetelheid, zeker
ook omdat de Tweede Wereldoorlog voor de deur stond en Nederland meer en meer
in de ban raakte van het nationaal socialisme.
Hoofdcommissaris Van der Meij ontvangt uit het niets een
brief van het Rijksopvoedingsgesticht voor Jongens in Doetinchem. Het
Rijksopvoedingsgesticht, ook wel ‘De Kruisberg’ genoemd, was een instituut in
het oosten van Nederland waar tientallen criminele c.q. moeilijk opvoedbare of
zwakzinnige kinderen waren gesitueerd. De brief is gedagtekend op maandag 20
november 1939 en ondertekend door de directeur van het instituut. De zaak van
Greta ligt dan al maanden op de plank zonder dat er enige beweging in zat. Bij
de officiële brief zat een bijlage. Het betrof een getypt briefje in slecht
Nederlands geschreven, afkomstig van een ‘regeringspupil’ genaamd Niesen. Het
was een onsamenhangend verhaal over een bedreiging, over poeder en dat de vader
van een jongen een moordenaar was. Men moest maar eens vragen aan de politie
over de zaak van Greta Groen.
De directeur had naar aanleiding van het warrige briefje de
zeventienjarige jongen Niesen ondervraagd. Hij was al sinds 11 oktober 1939
opgenomen en kwam uit Haags gezin. Niesen vertelde de directeur dat hij een man
ontmoette die hij geheel niet kende. Deze man vroeg Niesen om de voordeur van
een pand in de Molenslootstraat in de gaten te houden of er niemand binnen zou
komen. Niesen kreeg hier een zakcentje voor. Hij had aan het verzoek voldaan en
was op de hoek gaan staan met zicht op de voordeur. De onbekende man opende de
voordeur met een sleutel en was het huis binnen gegaan. Niet lang daarna kwam
de melkboer naar de voordeur, deed met de sleutel de voordeur open en ging ook
naar binnen. De melkman vertrok en ook daarna verliet de onbekende man het
huis. Nadat de onbekende man was vertrokken liep Niesen naar het betreffende
huis en keek naar binnen. Hij zag dat de stoelen overhoop lagen en de tafel
ondersteboven was gekeerd. Niesen bleek echter van de onbekende man helemaal
geen zakcentje te hebben gekregen. De man was hard weggelopen over de Laakweg
en daarna de Rijswijkseweg op. Later zag Niesen dat er veel mensen en politie
voor het huis stonden en las hij over de moord op Greta Groen. Op een ander
moment was hij nog naar het huis gegaan, maar zag dat dit inmiddels leeg was.
Niesen heeft sindsdien nooit meer met iemand over de gebeurtenissen
gesproken.
Wel had hij de onbekende man nog een paar keer ontmoet. Hij
had kennisgemaakt met ene ‘But’ die woonde in de Jacob Catsstraat in Den Haag.
De oma van But woonde aan het Oranjeplein in een hofje. En daar zag hij een
keer de voor hem onbekende man het hofje uitkomen. Het bleek de vader te zijn
van But, want die zei: ”Kijk, dat is mijn vader!” Hij herkende Niesen en
waarschuwde hem niets te vertellen aan anderen. Later zou Niesen de man ook nog
zijn tegengekomen op het Slijkeinde, waar hij Niesen bedreigde met de woorden
‘zijn kop er af te slaan’ als hij iets zou vertellen dat hij die deur in de
gaten moest houden. Kort daarop strandde ook de vriendschap met But en werd hij
in elkaar geslagen. In de brief geeft de directeur aan dat hij het belangrijk
genoeg vond om dit verhaal door te geven aan de Hoofdcommissaris, maar hij er
wel bij vermeldde dat Niesen psychopathische trekken heeft een jongen is met
een beperkt intellect. De directeur meldt dat Niesen ook aan hem heeft verteld
dat But ingebroken zou hebben in een Uniewinkel, een winkelketen van Unilever.
Een jaar na de moord in 1938 kan de politie in november 1939 aan de slag met
een nieuwe aanwijzing.
In 1940 zit het de Haagse politie plotseling mee. Naast het
onderzoek naar de tip over het verhaal van Niesen, krijgt de Hoofdcommissaris
ook een bericht van de collega’s uit Nijmegen. Het dossier van de moord op
Greta Groen is plotsklaps weer actueel.
Hoofdinspecteur van den Heuvel en rechercheur Weuring maken
een proces verbaal op waarin ene Nicodemus Steenbergen uit Rotterdam en van
beroep acteur als verdachte wordt aangemerkt. Collega’s uit Nijmegen bleken een
belangrijke tipgever zover te hebben gekregen een verklaring af te leggen over
deze uit Rotterdam afkomstige man. Deze tipgever verklaarde eerst over een
andere zaak, maar kwam toen met zeer aannemelijke informatie over de mogelijke
moordenaar van Greta Groen. In het onderzoek ontstond een samenwerking tussen
de rechercheurs uit Den Haag en Nijmegen.
De Nijmeegse agent van politie Minnema verhoorde op vrijdag
12 januari 1940 in het hoofdbureau van politie in Nijmegen de
zesentwintigjarige getuige Johanna. Samen met haar echtgenoot Johan bedrijft
zij een sigarenwinkel in Nijmegen. Johanna verklaart over haar zus Barendina,
die op haar beurt weer is getrouwd met Willy, artiest van beroep. In oktober
1938 hebben Willy en Barendina een tijdje gewoond bij haar zus Johanna. Willy
had ook een broer genaamd Nicodemus, ook artiest en naar verluid aan lager wal
geraakt. Begin oktober 1938 woonde Nicomedus aan de Rosseelstraat in Den Haag,
op zeven minuten fietsen van het woonhuis van de familie Groen.
Johanna kon zich 12 oktober 1938 goed herinneren, want het
was de eerste woensdag van de Nijmeegse kermis. Omstreeks 17:00 uur werd
aangebeld, waarop na het openen van de voordeur haar zwager Nicodemus voor de
deur stond. Nicodemus gedroeg zich schuw en angstig. Nicodemus vroeg of zijn
broer Willy thuis was. Johanna liet hem binnen en uit het gesprek bleek dat hij
vanuit Den Haag direct naar Nijmegen was gekomen. Omdat hij geen geld had voor
de trein is hij al liftend per vrachtwagen op zijn bestemming gekomen. Wel gaf
Nicodemus zijn schoonzuster Bernardina nog twee gulden en vijftig cent, die hij
Barnardina en zijn broer Willy nog schuldig was. Uiteindelijk is Nicodemus tot zondag 16
oktober 1938 gebleven.
Johanna las in het dagblad “De Gelderlander” het bericht
over de mogelijk vermoorde Greta Groen. In het krantenartikel stond dat de
dader vermoedelijk gewond is geraakt aan zijn rechterhand. Ook stond in het
artikel dat uit de woning een bedrag van twee gulden en vijftig cent was
weggenomen. Ogenblikkelijk moest Johanna denken aan de zwager van haar zus,
Nicodemus. Hij beschikte immers niet over geld voor de reis, maar kon wel
hetzelfde bedrag aflossen aan haar Bernardina en Willy. En ook was haar
opgevallen dat hij wel heel veel zijn best deed om zijn rechterhand verborgen
te houden. Bij elk gesprek hield Nicodemus zijn hand in zijn jas- of broekzak.
Op zondag 16 oktober 1938 vertrok Nicodemus samen met haar zus Bernardina
richting Roermond. Ook bij dit afscheid maakte Nicodemus gebruik van zijn
linkerhand in plaats van zijn rechterhand. Samen met zijn angstige en
zenuwachtige gedrag kwam bij Johanna het idee op dat hij wellicht iets te maken
zou kunnen hebben met de dood van Greta Groen. Nu twintig maanden later, nadat
Nicodemus bij hun over de vloer was geweest, kreeg Johanna toch wroeging. Ze
had geen vrede met de situatie en ervoer haar kennis inmiddels als een last. Ook
speelt mee dat haar zus Bernardina in scheiding lag met Willy, de broer van de
mogelijke verdachte Nicodemus.
Rechercheur Minnema schreef in het proces verbaal nog
uitgebreid het signalement op van Nicodemus: tweeëntwintig jaar, 1.75 lang,
gladgeschoren gelaat, een grote enigszins kromme neus door ooit een boksstoot,
donkerblond springend haar. Wat Johanna er zich van kan herinneren droeg
Nicodemus op 12 oktober 1938 lage zwarte schoenen, een donkere broek en een
overjas. Of er in de kleding een scheur zat kon Johanna zich niet herinneren.
Ruim een week later legde haar zus Bernardina een verklaring
af bij de politie van Nijmegen. Zij gaf aan dat zij inmiddels gescheiden leefde
van Willy, die in Den Haag was gaan wonen. Zij onderschreef het verhaal van
haar zus Johanna over het tijdelijk verblijf van haarzelf, haar man Willy en
haar zwager Nicodemus in Nijmegen. Ook zij verklaarde dat Nicodemus zich
angstig en schuw gedroeg. Ook zag zij dat zijn rechterhand kennelijk was
verwond, omdat zijn hand was verbonden. Het verband was overduidelijk niet door
een arts of verpleegkundige aangebracht, want hiervoor zat het te nonchalant om
zijn hand. Nicodemus had tegen haar en zijn broer Willy gezegd dat hij
omstreeks 12:00 uur was vertrokken uit Den Haag. Hij was inderdaad al liftend
per vrachtwagen in Nijmegen terecht gekomen. Bernardina bevestigde tegenover de
recherche dat zij twee gulden en vijftig cent had ontvangen van Nicodemus.
Omdat Bernardina wel wist hoe hij in elkaar zat, vertrouwde zij het verhaal van
hem niet. Ook zij was inmiddels bekend met het krantenartikel over Greta Groen.
De politie heeft eindelijk een verdachte. De twee zussen
hadden al tegen elkaar gezegd dat hij wel eens heel goed de moordenaar van
Greta Groen zou kunnen zijn. Alles wat in het krantenartikel stond kwam overeen
met de omstandigheden van Nicodemus. Ook de man van Bernardina, Johan, was
inmiddels overtuigd van het feit dat Nicodemus wel eens de dader zou kunnen
zijn. Zouden zij dan tijdelijk samen met een moordenaar in huis hebben geleefd?
Willy heeft het krantenartikel nog aan zijn broer Nicodemus
voorgelegd, maar die reageerde niet of nauwelijks en zei alleen dat het dicht
in de buurt was gebeurd waar hij woonde. Inmiddels bleek Nicodemus ook alweer
waardepapieren te hebben ontvreemd van zijn broer en schoonzus. Nicodemus werd
dan ook gevraagd om het huis te verlaten op die bewuste zondag. Voordat
Nicodemus het huis zou verlaten hebben ook de twee zussen hem nog gevraagd over
de moord in Den Haag. Hij wilde daar niet over praten. Hij zei vervolgens niets
en brak toen wel in huilen uit. Op de vraag of hij haar had vermoord, zou
Nicodemus gevraagd hebben dat het tussen hun moest blijven. De afspraak tussen
de zussen en Nicodemus was gemaakt: er zou niet meer over worden gesproken. De
zussen verklaarden nu wel bang geworden te zijn, omdat ze niet wilden dat hij
er achter zou komen dat zij naar de politie zijn gestapt. Nicodemus verkeerde
in de onderwereld van Rotterdam en zou volgens de zussen tot alles toe in staat
zijn. De recherche kon aan de slag. Na uren lang de zussen te hebben verhoord,
stond eindelijk alles op papier.
Op 24 januari 1940 was het dan zover. Om 11:55 uur werd
Nicodemus Steenbergen aangehouden in zijn woning in Schiebroek, alwaar hij
inmiddels verbleef. Voordat hij werd verhoord door de recherche, werd eerst een
confrontatie uitgevoerd met getuige Hage. De getuige die verklaarde een lifter
mee te hebben genomen vanuit Den Haag richting Rotterdam in zijn vrachtwagen.
Het signalement wat Hage had omschreven kwam overeen met het signalement van
Nicodemus. Nicodemus moest plaats nemen tussen vijf andere personen, waarna
getuige Hage de mogelijkheid kreeg om de lifter aan te wijzen. Eerst wees Hage
een andere persoon aan uit het rijtje (die er niks mee te maken had), later verklaarde
hij dat Nicodemus toch wel heel veel leek op de lifter. Sterker nog, gelijk aan
twee druppels water. Het enige verschil was dat de lifter zwart haar had en
Nicodemus niet. Geen 100% herkenning dus door een belangrijke getuige.
Het zal toch niet zo zijn dat de recherche veel tijd en
moeite had besteed aan een keurig proces verbaal en dat Nicodemus ondanks alle
verklaringen niet de dader zou zijn. De recherche ging over tot het horen van
Nicodemus.
Nicodemus vertelde tijdens het verhoor over zijn privéleven,
waaronder dat hij gescheiden leefde van de moeder (Jacoba) van zijn kind.
Verder verklaarde hij dat hij in Den Haag inwoonde bij zijn moeder, hij niet
bekend is met de Molenslootstraat, hij een ander reisverslag deed hoe hij in
Nijmegen terecht was gekomen en hij voordat hij bij zijn broer in Nijmegen
arriveerde in Arnhem verbleef. Zijn moeder had voor het eerste deel van de reis
voor een buskaartje gezorgd. Ook verklaarde Nicodemus geen verwonding te hebben
gehad aan zijn hand en niet in het bezit te zijn van kleding die getuigen
hebben omschreven. De recherche toonde hem nog een foto van Greta Groen, maar
hij herkende haar niet. Als laatste verklaarde hij dat hij nog nooit met iemand
over de moord heeft gesproken.
Een dag later sprak de recherche met zijn voormalige
echtgenote Jacoba. Zij gaf een beeld dat zij nooit van hem heeft gehouden en
het huwelijk voortkwam uit het feit dat zij zwanger van hem raakte. Op de vraag
van de recherche of Nicodemus wel eens zwart haar heeft gehad, antwoordde zij
dat Nicodemus altijd blond haar heeft gehad. Ook ontkende zij dat hij aan zijn
neus gewond is geraakt door het boksen, iets wat hij gedurende de
huwelijksperiode veel beoefende. En de recherche vroeg haar nog of Nicodemus in
staat was iets uit te voeren met een meisje als Greta Groen, maar Jacoba vond
hem maar lamlendig en zeker niet in staat om een meisje zoiets aan te doen.
De recherche begon met iets, maar lijkt te eindigen met
niets. De confrontatie met de getuige en de verhoren van Nicodemus en zijn
ex-vrouw leverden niets op waardevols op. Eerst waren het de rechercheurs die
een poging hadden gedaan, maar kennelijk werd hoofdinspecteur Marinus Johannes
van den Heuvel naar voren geschoven om het tweede verhoor te doen met Nicodemus
Steenbergen. Vermoedelijk in die tijd al een beruchte en gerespecteerde
politieman, aangezien hij in mei 1941 werd gepromoveerd tot commissaris van
politie. Zou deze topverhoorder dan Nicodemus zijn geheimen kunnen ontfutselen?
Nicodemus vertelt over zijn leven als acteur. Hij ontkent
ten stelligste dat hij op 12 oktober 1938 in Nijmegen is geweest om zijn broer
te bezoeken. Alles wat over hem is verklaard ontkent hij en Nicodemus geeft
zelfs aan de zus van zijn schoonzus Bernardina niet goed te kennen. Nicodemus
geeft aan dat hij pas na de Nijmeegse kermis bij zijn broer is langs geweest.
Toen heeft hij wel degelijk zijn broer geld gegeven, wat hun moeder nog
schuldig was. Ook herhaalt hij meerdere malen dat hij Greta Groen niet kent.
Ook ontkent Nicodemus een krantenartikel samen met de zussen te hebben bekeken
of over de moord te hebben gesproken. En van diefstal in het huis was al
helemaal geen sprake. Alles wat over hem is verklaard is gelogen.
Ook de kennelijke topverhoorder binnen de politie kreeg uit
Nicodemus niet het gewenste antwoord, namelijk dat hij inderdaad Greta Groen
heeft vermoord.
De recherche ging toch nog maar eens het gesprek aan met de
broer van Nicodemus, Willy Steenbergen. Hij was stellig in het feit dat Nicodemus
wel degelijk op woensdag 12 oktober 1938 omstreeks 15:00 uur bij zijn woning
was. Hij kon zich niet herinneren dat Nicodemus een verwonding had en hij
verklaarde dat Nicodemus hele andere kleding aan had dan wat getuigen hadden
gezien. Ook klopt dat hij het geld heeft ontvangen van zijn broer, als
terugbetaling van een schuld van hun moeder. Ook kon Willy zich niet herinneren
dat hij uitgebreid had gesproken met zijn broer over de moord in Den Haag.
Nicodemus was naar Nijmegen gekomen om te praten over een eventuele
samenwerking en het oprichten van een toneelgezelschap.
Ondertussen had Nicodemus Steenbergen na zijn verhoor door
de hoofdinspecteur in de bewaarplaats gezegd dat hij zich had vergist. Hij was
niet 19 oktober 1938 naar zijn broer gegaan vanuit Den Haag, maar inderdaad
woensdag 12 oktober 1938.
Voor het onderzoeksteam wordt het er allemaal niet
duidelijker op. Moeder Groen die maar deels de waarheid spreekt en nu ook een
mogelijke verdachte die een vreemde verklaring aflegt. Het levert de politie
veel werk op om de verklaringen te controleren op wat wel en wat niet waar is.
Op vrijdag 26 januari 1940 was het rond het vriespunt.
Rechercheur Weuring bevond zich in het bureau van politie aan de Javastraat 18
in Den Haag. Het onderzoeksteam had besloten een confrontatie in persoon te
doen tussen een getuige en Nicodemus Steenbergen, die nog steeds in de
bewaarplaats aan het politiebureau zat. Het plan was om Nicodemus tussen acht
rechercheurs te zetten en vervolgens de getuige een poging te laten doen om hem
te herkennen. De getuige werd vervolgens door Weuring opgehaald uit de
wachtruimte en samen liepen zij de kamer in waar inmiddels Nicodemus plaats had
genomen tussen de rechercheurs. Nadat de getuige een blik had geworpen op het
rijtje mannen, liep zij recht op Nicodemus af met de mededeling dat ‘hij er
veel mee overeen kwam’. Verder verklaarde deze getuige dat de man die zij had
aangewezen, veel overeenkomt met de man die tussen acht uur en halftien op de
hoek van de Molenslootstraat en de 1e Laakdwarsweg had gestaan.
Precies op de hoek waar de woning van de getuige is gelegen. Het signalement
komt overeen, met uitzondering de haarstijl en de kleur van het gezicht. De man
op de hoek van de straat had zwart achterover gekamd haar en een bleker gezicht.
Verder had de getuige in een eerdere verklaring de man al omschreven als:
vierentwintig tot zesentwintig jaar, 1.70 meter lang, achterovergekamd zwart
haar, brede mond, tenger postuur, een blauwe regenjas. Toch durfde de getuige
niet met zekerheid te zeggen dat de man die zij heeft aangewezen ook
daadwerkelijk de man is die op de hoek van de straat stond.
Nicodemus kwam ook nog met een andere mededeling om zijn
onschuld aan te tonen. Hij zou namelijk met zijn moeder op de bewuste woensdag
twaalf oktober 1938, de dag van de dood van Greta, samen met zijn moeder naar
Maatschappelijk Hulpbetoon aan de Laan in Den Haag te zijn geweest. Dit om de
uitkering die contant werd uitbetaald op te halen. Ook dit is de recherche gaan
controleren, want dit zou betekenen dat Nicodemus helemaal niet in de buurt van
Greta kon zijn geweest die bewuste ochtend. Bij controle bij de
uitkeringsinstantie bleek Nicodemus niet de twaalfde, maar een dag ervoor samen
met zijn moeder de uitkering te hebben opgehaald. En dus is hij ook niet met
zijn moeder naar het busplatform gelopen, alwaar hij afscheid van haar zou
hebben genomen om vervolgens de bus te nemen. Het lijkt er op dat de politie nu
toch wel heel serieus een verdachte in beeld heeft voor de moord op Greta
Groen.
Het werd voor rechercheur Weuring tijd om een aantal dagen
later een bezoekje te brengen aan de in Schiebroek wonende moeder van
Nicodemus. Zij geeft aan rond de tijd van de dood van Greta inderdaad in Den
Haag te hebben gewoond, waarbij Nicodemus medio juli 1938 na zijn scheiding bij
haar is komen wonen. Moeder Steenbergen verklaart dat zij op maandag 11 oktober
1938 inderdaad haar uitkering heeft opgehaald met Nicodemus. Daarna hebben zij
een kop koffie gedronken en heeft zij afscheid van hem genomen toen de bus
richting Nijmegen vertrok. Nicodemus is een week weggebleven van huis en kwam
de opvolgende maandag weer thuis. Ook verklaarde ze dat Nicodemus bij
terugkomst geen gekleurd zwart haar had en ook geen wond had aan zijn hand.
Ook is de recherche nog in contact gekomen met een oude
werkgever van Nicodemus. Deze was kort en kracht. Nicodemus was werkzaam in het
café van de getuige, maar had in de tijd dat hij daar werkte gestolen en zijn
werkgever bedrogen. Zijn oude werkgever vond Nicodemus onbetrouwbaar. De oude
werkgever kon zich niet herinneren Nicodemus ooit in een blauwe jas te hebben
gezien.
Ook ging de recherche nog na hoe Nicodemus uiteindelijk van
Nijmegen naar Den Haag is teruggekomen. Het blijkt dat hij met een vrachtwagen
richting Rotterdam is meegereden. De eigenaar van het transportbedrijf was een
kennis van de broer van Nicodemus. Deze kennis verklaarde dat hij dacht dat
Nicodemus gekleed was in een blauwe jas, echter de chauffeur van de vrachtwagen
kon zich niets herinneren. Ook een oude vriend van Nicodemus werd verhoord, en
ook hij was kort en krachtig over Nicodemus: een grote fantast. De politie had
het geloof reeds verloren dat Nicodemus iets met de zaak te maken zou hebben en
werd uiteindelijk vrijgelaten. Nicodemus zelf overleed in 1960 uiteindelijk in
Den Haag op drieënveertig jarige leeftijd.
De Haagse politie had nog wel een ander onderzoek lopen,
maar het onderzoek naar de vreemde brief van Niesen leverde niks op. De
burgemeester van Doetinchem, waar ook het Rijksinstituut was gevestigd waar
Niesen verbleef, bemoeide zich nog even met het dossier. Echter op 26 augustus
1940, toen Nederland al lang en breed onder bewind stond van de nazi’s, schreef
de plaatsvervangend Hoofdcommissaris van politie namens Van der Meij dat de
brief van de directeur van het Rijksinstituut geborgen kon worden in het
dossier van Greta Groen. Als toelichting werd vermeld dat de enigszins anonieme
brief van ‘ene Jan Niese’ geen enkele aanwijzing bevatte. De politie heeft wel
gekeken naar de aanwijzingen, maar met dit simpele briefje werd vermeld dat
‘anonymus’ fantaseert. En daarmee was ook de laatste aanwijzing naar een
vermoedelijke dader ten einde gekomen.
Zo belandde het dossier van Greta Groen in het archief.
Hoofdcommissaris Van der Meij was gedurende het gehele
onderzoek wellicht de stuwende kracht om tot een oplossing te komen in het
onderzoek. Alleen hij werd in zijn jacht op de dader gestopt door de bezetter.
Kort nadat de laatste aanwijzing geborgen werd in het archief van de moord op
Greta Groen, ontstonden er in Den Haag rellen tussen leden van de nazistische
Jeugdstorm en de Haagse politie. Eén van de leden van de Jeugdstorm, NSB’er
Peter Ton, vond de dood door vermoedelijk een politiekogel. De nazileiding
stelden Hoofdcommissaris Van der Meij aansprakelijk voor de rellen en de dood
van een naziaanhanger. Hij werd op staande voet ontslagen. En daarmee verdween
ook wellicht de inspirator tot een oplossing van de moord op Greta Groen van
het toneel.
Moeder Neeltje Groen overleed op drieëntachtigjarige
leeftijd in Den Haag. Zes jaar later overleed vader Jaap Groen op
vijfennegentigjarige leeftijd ook in Den Haag. Lena Groen, de oudere zus van
Greta, huwde haar Joop en zij overleed uiteindelijk op zevenentachtigjarige
leeftijd in Delft. En de jongste telg van de familie, Betsy, overleed op
zevenenzeventig jarige leeftijd in Emmen. De vraag blijft altijd of de familie
Groen heeft geleden onder het verschrikkelijke familiegeheim dat moeder Groen
haar eigen dochter heeft omgebracht. Of is een minnaar van moeder Groen, een
bekende van de familie of toch een wildvreemde toch verantwoordelijk geweest
voor de dood van Greta. Zelfmoord bleek door de specialisten in ieder geval te
zijn uitgesloten. De vraag wie de moord heeft gepleegd is tot op heden nog onbeantwoord.
De zaak Greta Groen: de moord op het meisje uit Den Haag van voor de oorlog.