Doorgaan naar hoofdcontent

Kroniek vergeten onopgeloste kindermoorden in Nederland: 1938 - De moord op het meisje uit Den Haag van voor de oorlog.

Exclusief op het platform van het Cold Case Kennis Centrum wordt een kroniek samengesteld van vergeten onopgeloste kindermoorden in Nederland. Eerder is reeds een hoofdstuk verschenen over de moord op het Amsterdam knaapje Hendrik uit Amsterdam. Dit hoofdstuk is hier te lezen. Het hierna volgende verhaal gaat over de moord op een meisje uit Den Haag van voor de oorlog. Ondanks dat het feit lang geleden heeft plaatsgevonden is het artikel geplaatst in overleg met de nabestaanden: er moet worden geleerd van de geschiedenis. De moord heeft altijd nog een plek binnen de 2e en 3e generatie. 

In het Laakkwartier is het onrustig. Een wijkje aan de rand van Den Haag, tegen Voorburg, Rijswijk en de Haagse Schilderswijk aan. Ooit een wijk van bedrijven en industrie gelegen aan het kanaal De Laak met kleine steekhaventjes. Een wijk ook aan de rand van treinstation Hollands Spoor en levendigheid rond het gevestigde slachthuis. Een wijk met arbeidershuisjes, waar gezinnen afhankelijk waren van de omliggende bedrijvig- en nijverheid.

Op 13 oktober 1938 is Joseph Brochard, winkelbediende van beroep, onderweg naar het gemeentehuis van Den Haag.  En niet zonder reden of boodschap. Aangekomen bij het gemeentehuis doet hij aangifte van het overlijden van Margritha Lena Groen. De veertienjarige Margritha is op een dag eerder op 12 oktober 1938 om twaalf uur in het ouderlijk huis aan de Molenlootstraat 38 in het Haagse Laakkwartier dood aangetroffen.

De familie Groen was van origine geen Haagse familie, maar een arbeidersfamilie van buiten af. Vader en moeder Groen kwamen uit de streek onder Rotterdam aan het Hollands Diep. Vader Jacob Leendert (Jaap) Groen is op 7 november 1895 geboren in Numansdorp en zijn toekomstige vrouw Neeltje Maasdam op 28 september 1898 in Klaaswaal, hemelsbreed drie kilometer van elkaar vandaan. Het begin van hun leven speelt zich af in deze omgeving, alwaar zij ook zullen trouwen op respectievelijk vierentwintigjarige en eenentwintigjarige leeftijd. De trouwdag vindt plaats op 9 januari 1920 in het gemeentehuis van Klaaswaal. Uit het huwelijk worden drie kinderen geboren. De oudste dochter Lena Margritha wordt geboren in Klaaswaal op 1 juli 1920. De jongste dochter Elizabeth Pietertje (Betsy) wordt in Numansdorp geboren op 27 januari 1932.


Foto 1 Klaaswaal in 1920 (bron: foto.serc.nl)

Margritha Lena (Greta) Groen is de middelste van de drie dochters en wordt geboren op 13 april 1924, net als haar jongste zus in Numansdorp. In 1938 neemt het gezin een besluit en vertrekt het Nederlands Hervormde gezin naar de grote stad Den Haag. Vader Groen is op dat moment werkzaam als magazijnknecht en op 19 mei 1938 betrekt het gezin een arbeiderswoning aan de Molenslootstraat 38 in Den Haag. Wrang is het dat enkele maanden later, in oktober 1938, de middelste van de drie zusjes dood wordt aangetroffen in het nieuwe stulpje.


Foto 2 Molenslootstraat (bron: Archief Den Haag Identificatienr. 6.13869)

De kranten pakken dezelfde dag direct confronterend uit. De kranten houden zich bezig met het motief voor het ombrengen van het meisje uit de Haagse wijk Laak. ‘Greta’ Groen zoals ze in de krant wordt genoemd, zou alleen thuis zijn geweest en dochter zijn van een werkloze fabrieksarbeider. Greta was hulp in de huishouding, maar omdat ze zich die ochtend niet goed voelde nam moeder Neeltje haar taken buiten de deur waar. Na het werk is moeder Neeltje ‘s-ochtends eerst nog het jongste dochtertje ‘Betsy’ van school gaan halen alvorens naar huis te gaan. Bij thuiskomst trof de moeder Greta levenloos op de grond aan in de keuken. Moeder Neeltje schrok zo heftig dat zij via de voordeur in paniek de straat is opgerend. Het jongste zusje was via de keukendeur aan de achterzijde de tuin in gelopen. Daar werd zij opgevangen door een buurvrouw die zich buiten met de was bezig hield. De buurvrouw is vervolgens via de tuinzijde aan de achterkant het huis ingelopen van de familie Groen en schrok wat zij daar zag. Ook andere buurtbewoners waren inmiddels via de openstaande voordeur het huis ingelopen om een en ander gade te slaan. Uiteindelijk heeft de buurvrouw met een laken het levenloze lichaam van Greta afgedekt. Moeder Neeltje was inmiddels richting de Laakkade gerend, roepende dat haar dochter was vermoord en zij zelf ook een einde aan haar leven wilde maken. Omstanders hebben Neeltje Groen tot bedaren gebracht en weer richting de woning begeleid. In de kranten wordt ook al snel informatie gedeeld over de verwondingen. Greta zou een rode plek hebben op haar slaap, een snee in het voorhoofd en haar mond en lippen zouden gezwollen zijn. De daders zouden het hele huis hebben doorzocht en een vaasje met geld hebben weggenomen.


Foto 3 Binnentuin Molenslootstraat (bron Dienst Stadsontwikkeling (Happel, J.G.))

Een omstander was naar de portier gelopen van het vlakbij gevestigde slachthuis. De portier hoorde het verhaal aan en alarmeerde de politie. De motorbrigade van de Haagse politie kwam ter plaatse. De situatie was dusdanig dat ook de (plaatsvervangend) officier van justitie mr. P.J. Blok, rechter-commissaris mr. F. Burgerhoff Mulder en het hoofd van de Justitiële Dienst C, commissaris H.J.M. Rutgers van de Haagse politie ter plaatse kwamen. Rutgers werd vergezeld door een groot aantal rechercheurs. Binnen een paar uur tijd was het in de Molenslootstraat een drukte van belang. Buren, belangstellenden, politie, justitie, de geneeskundige dienst en journalisten waren op zoek naar de laatste feiten rond de dood van Greta Groen. Iedereen vroeg zich af wat er nu precies was gebeurd en hoe laat ze is vermoord.

Tot zover wat de eerste kranten te melden hadden.

De politie was aan zet. Het eerste onderzoeksteam bestond uit inspecteur van politie Van Thiel en de agent-rechercheurs Graalman, Kotkamp en Carelsen. Het team ging voortvarend aan de slag. Uit de informatie van de politie-telefooncentrale bleek dat de melding binnen was gekomen om 12:03 uur. De melder gaf aan dat er in de Molenslootstraat 38 in Den Haag een moord was gepleegd. Inspecteur Van Thiel is samen met rechercheur Van Kesteren ter plaatse gegaan. Natuurlijk waren voornamelijk buurtbewoners in het huis geweest, dus veel sporen waren wellicht al gewist of weggemaakt. In het huis troffen de rechercheurs een overhoop gehaalde voorkamer aan. In de keuken op de vloer voor het aanrecht lag het lichaam van een meisje, gedeeltelijk bedekt met een laken. Ook aanwezig was dokter De Reus van de Gemeentelijke Geneeskundige- en Gezondheidsdienst. Hij gaf aan dat het meisje inderdaad was overleden.


Foto 4 Politie ter plaatse (bron Haagsche Courant 1938)

Het onderzoeksteam begon direct met het horen van diverse getuigen. De negenenveertig jarige overbuurman Cornelis Hagenaars verklaarde te werken als arbeider, maar op de bewuste 12 oktober 1938 was hij in zijn achtertuintje samen met zijn vrouw Fietje van der Meij aan het werk. Deze overbuurman hoorde dat Betsy, het jongste meisje van de familie Groen, tegen zijn vrouw riep dat haar zus dood is. De overbuurman en zijn vrouw zijn direct naar de woning gegaan en troffen Greta dood aan op de keukenvloer. De overbuurman is snel naar huis gegaan om een laken te halen, die hij samen met zijn vrouw over Greta heen heeft gelegd. Hagenaars gaf aan de rechercheurs mee een voormalig politieman te zijn geweest en verder niks heeft aangeraakt om geen sporen te wissen of te vernietigen.


Foto 5 Politiemacht ter plaatse (bron Het Volk 1938)

De veertigjarige Gijsbert de Reus, die als piketarts (wachtdokter) optrad, haalde door de buren over het lichaam neergelegde laken van het lichaam van Greta weg. Hij zag dat om de nek van het meisje een lakentje was gewikkeld. De politie heeft dit lakentje vervolgens in beslag genomen. De arts zag dat het lakentje strak was aangetrokken en het uiteindelijk ook aan elkaar was geknoopt. Toen de arts het lichaam verder onderzocht was er nog geen sprake van lijkstijfheid en voelde het lichaam nog duidelijk waarneembaar warm aan. Op het voorhoofd trof de arts een krasje aan waarbij zich nog geen korstje had gevormd.

Moeder Neeltje Maasdam wordt die dag nog door de rechercheurs verhoord. Zij verklaarde dat Greta al enige dagen grieperig was. Op zondag 9 oktober 1938 was zij ziek thuis gebleven, maar de volgende dag was ze wel naar haar werk gegaan. Maar dinsdag 11 oktober 1938 was ze weer thuis gebleven. Greta was een hulp in de huishouding aan het adres Van Zeggelenlaan 96 in Den Haag bij mevrouw Keijzer-Jacobs. Neeltje verklaarde aan de politie dat zij het werk van haar dochter zou overnemen en vertrok de volgende dag woensdag 12 oktober 1938 om 08:45 uur van huis om eerst de jongste dochter Betsy naar school te brengen. Vervolgens is moeder Groen om 09:00 uur weer terug naar huis gegaan om het huishouden te doen, waarbij Greta aangekleed op de bank lag en een wollen deken over haar voeten had. Om 09:15 uur is Neeltje richting mevrouw Keijzer-Jacobs vertrokken om te gaan werken. Ze had de deur gewoon dichtgetrokken en de gordijnen van de woning waren gewoon geopend.

Toen Neeltje om 12:00 uur ’s-middags terug bij haar eigen woning kwam, waren de gordijnen gesloten. Bij binnenkomst dacht Neeltje dat Greta sliep. Wel opvallend was dat de binnendeur open stond, de deur van het toilet dicht was en op de bank alleen nog de wollen deken lag. Enkele stoelen waren omgevallen en ook wat vaasjes die op een kastje stonden waren omgevallen. De bloemen lagen verspreid op de tafel en bij de schoorsteen. Neeltje dacht in eerste instantie nog dat Greta zich had verstopt in de woning als grap. Toen Neeltje richting de keuken wilde lopen, merkte ze dat de binnendeur was geblokkeerd. Toen ze goed keek zag ze dat de deur was geblokkeerd door een deksel van een waterketel die onder de deur zat geklemd. Achter de deur trof zij Greta aan die onderaan de trap zat met haar hoofd naar links leunend op de muur. Neeltje dacht dat Greta misschien van de trap was gevallen. Neeltje pakte vervolgens Greta bij haar oksels en heeft haar op de vloer van de keuken neergelegd. Betsy was kennelijk alweer terug van school, want Neeltje vroeg Betsy om de tuindeur te openen. De keukendeur was met een knip gesloten, dus de kleine meid moest op een stoel staan om de keukendeur uiteindelijk te kunnen openen.

Neeltje schrok zo erg van Greta, dat ze verklaarde direct aan de voorkant van de woning de straat is opgerend, gillend en schreeuwend om hulp te halen. Vader Groen werkte in de buurt en is samen met Neeltje teruggegaan naar de woning. Toen ze terug kwam stonden de overbuurman en -vrouw al in de keuken. Neeltje kon zich niet herinneren of zij had gezien dat Greta een lakentje om haar nek had zitten toen ze haar op de trap aantrof. Toen de rechercheurs Neeltje het in beslag genomen lakentje toonden wat om de nek van Greta zat, verklaarde Neeltje dat dit het lakentje is voor het bedje van Betsy. Greta had dit lakentje gepakt om het afgelopen dinsdag om een kussen van de bank te wikkelen. ’s-Avonds was het lakentje weer teruggebracht naar het bedje van Betsy, wat op de bovenverdieping stond. Het lakentje had Neeltje bij het vertrek in de ochtend niet op of rond de bank gezien in de huiskamer.

Neeltje vertelde de rechercheurs wel van een opvallende gebeurtenis. Enkele dagen voor de dood van Greta is zij in de avond aangesproken door een man die een blauwe auto bestuurde. De oudste dochter Lena kwam met dit verhaal bij Neeltje. Moeder Groen wilde Greta die maandagavond nog wakker maken, maar ze was te slaperig om haar verhaal te doen. Wel zei ze dat ze door een knul was vastgepakt.

De volgende dag vertelt Greta haar moeder dat zij op de Laakweg door een man was aangesproken. De man was daarvoor achter haar aan gaan rijden met zijn blauwe auto. En uiteindelijk kwam hij naast haar rijden. De man vroeg Greta om in te stappen, maar ze had de man aangegeven dat ze dat soort dingen niet deed. De man had vervolgens zijn auto stil gezet om vervolgens uit te stappen. Hij deed een poging om Greta in de auto te duwen, maar het was haar gelukt om zich los te rukken. Ze loog tegen de man dat haar oma ziek was en direct naar huis moest om haar moeder op te halen. Uiteindelijk reed de man weg. Niet veel later reed de man op een fiets voorbij Greta. Hij vroeg hoe het met haar oma ging en weer vroeg de man of Greta met hem mee wilde gaan. Greta was een portiek in gevlucht en de man vroeg of ze daar woonde. Greta is in het portiek blijven zitten, vol in de verwachting dat de man inmiddels wel verdwenen zou zijn. Ze liep het portiek uit en na een korte wandeling kwam ze in de Molenslootstraat terecht. Ze was bijna thuis toen ze merkte dat de man op de fiets haar had gevolgd.

Moeder Neeltje spreekt haar vermoedens uit richting de politie. Dit is misschien wel de man die Greta heeft vermoord. Het kan zomaar zijn dat toen moeder Groen het huis verliet in de ochtend Greta door die onbekende man is vermoord. Die mogelijkheid is er geweest, want normaal is de voordeur van het huis te openen met een loper, zoals de melkboer dat doet. Die zet dan de melk in het voorportaal van het huis. Moeder Groen zet een stoel van binnenuit tegen de tussendeur, zodat eventuele bezoekers en leveranciers niet verder het huis in kunnen. Echter de ochtend van 12 oktober 1938 had ze de stoel niet tegen de binnendeur gezet, omdat Greta thuis bleef. Op tafel werd nog een briefje gevonden van de Radiodistributiedienst, dus mogelijk is er toch iemand die ochtend in huis geweest.

Moeder Neeltje Groen gaf de politie nog het signalement door wat Greta tegen haar moeder had verteld. Het ging om een man van ongeveer twintig of tweeëntwintig jaar oud, 1.70 meter lang en een knap persoon om te zien. Hij droeg een lichte jas en een bruine gleufhoed. Zou de man die Greta heeft achtervolgd op zijn fiets de volgende dag terug zijn gekomen, omdat hij nu wist waar ze woonde? De politie vervolgde het verhoren van andere getuigen. De Officier van Justitie had inmiddels besloten om een beloning van tweehonderdenvijftig gulden toe te kennen die de gouden tip zou aanleveren.

Verhoord werd de zevenenveertigjarige vader Jaap Groen. Het enige wat vader Groen verklaarde was dat het verhaal van zijn vrouw over de man klopte en dat hij bij het aantreffen van Greta niet echt had gelet op het lakentje om haar nek. Hij kon het zich niet herinneren. Ook werden de achttienjarige dochter Lena Groen en haar verloofde Johannes Theodorus (Joop) Arnold verhoord, maar ook zij sloten zich aan bij het verhaal van hun (schoon)moeder. Ook de chef van het houtbedrijf N.V. “Boes” waar vader Groen werkte, de heer Martinus Spiljard en zijn echtgenote verklaarden dat Greta inderdaad ook tegen hun beide het verhaal had verteld van de man die Greta lastig viel.

Het briefje van de Radiodistributiedienst zou mogelijk een aanwijzing kunnen zijn. Zou Greta haar moordenaar hebben binnengelaten? De teleurstelling was groot toen bleek dat Betsy Groen, het jongste dochtertje, die ochtend toen zij met haar moeder thuiskwam het briefje bij de voordeur had gevonden in het portaal. Betsy was degene die het briefje op de tafel had gelegd in de huiskamer. Weg aanwijzing naar een mogelijke verdachte.

Voor de politie is het dus nog een raadsel. Het enige scenario is dat de verdachte via de voordeur is gekomen, omdat de achterdeur van de woning op de knip zat. Hoe is het mogelijk dat Greta dood op de trap zat met haar hoofd leunend tegen de muur? Of zou ze toch van de trap zijn gevallen? Politie en justitie hebben nog een heleboel open eindjes om te onderzoeken.

De politie richt zich nu op de buren. De buurvrouw van nummer 36 verklaarde dat ze diverse malen heeft horen aanbellen bij de familie Groen op nummer 38, echter er werd niet opengedaan. Wel heeft ze gezien dat de melkboer twee keer heeft aangebeld, maar dat ook toen niet werd opengedaan. De melkboer vervolgde zijn weg weer. Omstreeks 11:30 uur op 12 oktober 1938 hoorde deze buurvrouw wel een ‘driftig hoge mannenstem’ en zag kort daarna een schim voorbij haar huis schieten richting de Rijswijkseweg. Een kwartier later hoorde zij buurvrouw Groen schreeuwen en vernam zij van de dood van Greta Groen.

De buren van de Molenslootstraat 42 hebben niets bijzonders gezien of gehoord. De buurvrouw van nummer 44 verklaarde dat zij tussen 10:30 uur en 11:00 uur bij de voordeur heeft staan praten met een kennis. Ook heeft zij nog enkele woorden gewisseld met de slagersknecht. Om 11:00 uur belde de groenteboer nog aan, maar ze had niet opengedaan omdat ze niks nodig had. Tegen 12:00 uur werd wederom gebeld en het was de man van de Radiodistributiedienst die geld kwam ophalen. Hij verklaarde dat hij omstreeks 11:00 uur ook al aan de deur was, samen met de groenteboer maar dat er niet open werd gedaan. Nadat de man van de Radiodistributiedienst weg was hoorde de buurvrouw van nummer 44 het geschreeuw van moeder Groen.

Een andere getuige had rond 10:30 uur wel gezien dat de overgordijnen van het huis van de familie Groen waren gesloten. Deze getuige was rond 11:40 uur weer in de Molenslootstraat om via het raam van nummer 36 tegen de bewoonster te roepen dat die rust moest nemen, omdat die bewoonster net een kind had gebaard. Behoudens de dichte overgordijnen van nummer 38 heeft deze getuige rond de genoemde tijdstippen niets bijzonders gezien. Zoveel volk in de Molenslootstraat en niemand heeft iets bijzonders gezien in de ochtend van de dood van Greta Groen.

De recherche nam wel de tijd om de melkboer uitgebreid te horen. De melkboer verklaarde dat hij zoals altijd met zijn bakfiets melk aan het bezorgen was bij zijn klanten. De zevenenveertigjarige Jan Ubbels kwam omstreeks 11:00 uur aan bij de Molenslootstraat 38, de woning van de familie Groen. Ubbels zag dat de overgordijnen waren gesloten op een kleine kier na. Hij had aangebeld aan de trekbel maar kreeg geen gehoor. Ubbels is vervolgens via een doorgang naar de achterzijde gelopen van de woning van de familie Groen, in de hoop dat moeder Neeltje Groen een lege melkbus had klaargezet. De melkboer trof geen melkbus aan en liep weer naar de voorkant van de woning waar zijn bakfiets stond. Hij belde voor een tweede keer aan maar kreeg wederom geen gehoor. Ubbels vervolgde naar zijn volgende klant aan de Molenslootweg nummer 4, alwaar hij een kop koffie kreeg. Toen hij zijn koffie op had gedronken is hij teruggefietst naar nummer 38, maar kreeg daar weer geen gehoor. De melkboer tapte wat melk in een papfles, pakte zijn loper en deed de voordeur van de woning van de familie Groen open. Hij liet de fles melk achter in het portaal. Binnen kon de melkboer wel zien dat de deur van het toilet openstond. Ook de tussendeur naar de kamer toe stond geheel open. Hij zag twee stoelen dwars in de kamer staan en een paar zwarte damesschoenen voor de bank staan. De keukendeur was gesloten, zo verklaarde de melkboer. Om 11:15 uur sloot de melkboer de voordeur van de woning van de familie Groen en vervolgde zijn weg zonder verdere bijzonderheden te hebben opgemerkt.

Zou de melkboer dan in de woning zijn geweest, terwijl Greta Groen al dood op de trap heeft gezeten? Of was Greta simpelweg in slaap gevallen of niet in het huis aanwezig zijn geweest?

Ook de zesentwintigjarige groentehandelaar Cornelis Bouwman van de Hoefkade was die ochtend in de Molenslootstraat omdat de familie Groen een klant van hem was. Tussen 11:15 uur en 11:20 uur was hij voor de woning, alwaar net de man van de Radiodistributiedienst had aangebeld. Ook de groenteboer belde aan bij de woning. De groenteboer had wel gezien dat de overgordijnen op een kier na gesloten waren. Na het aanbellen werd niet opengedaan. De groenteboer verklaarde dat hij eigenlijk niks bijzonders had gezien.

Niks bijzonders. Dat was wel de rode draad in alle getuigenverklaringen. De politie nam de stap om zich verder te verdiepen in Greta Groen. Een bezochte arts door de familie Groen, de dertigjarige Jan van der Mark wonende Statenplein 3 in Den Haag, gaf aan dat hij Greta had behandeld voor een menstruatiestoornis op 30 juni 1938, ongeveer drie maanden voor haar dood. De huisarts dacht dat ze mogelijk zwanger was en maakte met moeder Groen de afspraak om later terug te komen. De huisarts vond wel dat het meisje zich vreemd gedroeg, maar heeft haar niet verder onderzocht. De huisarts had aangegeven dat moeder en dochter Groen over veertien dagen terug moesten komen als dit nodig was. Moeder en dochter zijn echter niet meer teruggegaan naar de huisarts. Een kennis van de familie Groen verklaarde dat Greta wel een heel stil meisje was. Hij kende de familie al vanuit Numansdorp, de vorige woonplaats van de familie. Ook deze kennis woonde inmiddels al enige tijd weer in Den Haag. Eigenlijk vond deze kennis Greta zelfs in zichzelf gekeerd, omdat tijdens visites zij de hele tijd stil zat en niets zei. Het beeld van Greta was echter nog niet compleet.

Op zaterdag 15 oktober 1938 houdt predikant G.P. van Itterzon in het huis van de familie Groen een korte rouwdienst. De dag was aangekomen dat Greta begraven zou worden. Van Itterzon haalde de tekst aan van het Oude Testament, waarin Koning David de laatste woorden sprak over het verlies van zijn zoon Absalom: “Toen werd de koning zeer beroerd, en ging op naar de opperzaal der poort, en weende; en in zijn gaan zeide hij alzo: Mijn zoon Absalom, mijn zoon, mijn zoon Absalom! Och, dat ik, ik voor u gestorven ware, Absalom, mijn zoon, mijn zoon!”. Nadat de predikant zijn rouwdienst had afgesloten kwam het gezin Groen naar buiten. De buren hadden alle gordijnen gesloten van de huizen in de Molenslootstraat en inmiddels hadden honderden mensen zich verzameld op de route naar de begraafplaats. Zwijgend en emotioneel waren de omstanders toen de eikenhouten kist met daarin het lichaam van Greta naar buiten werd gedragen door het raam. De kist ging schuil onder een groot aantal bloemstukken. Betsy kwam ook uit het huis lopen, met in haar knuistjes een bosje herfstchrysanten. De wagen met het lichaam van Greta was op weg naar de begraafplaats, met in het kielzog tien volgwagens. Ook op de Algemene Begraafplaats aan de Kerkhoflaan in Den Haag waren honderden mensen aanwezig. Een aantal politiemensen probeerde de massa onder controle te houden, maar waren uiteindelijk genoodzaakt om de begraafplaats af te sluiten door de drukte. Om 15:00 uur precies legde moeder Groen de eerste bloemen op het graf van Greta. Daarop volgde de docent van de school van Greta, die ook de aanwezigen nog toesprak. Predikant Van Itterzon sprak nog het Onze Liever Vader uit, waarop vader Jaap Groen de plechtigheid eindigde met een dankwoord richting de aanwezigen.


Foto 6 Vertrek rouwstoet vanaf Molenslootstraat (diverse bronnen)

De recherche was ook op de dag voor de begrafenis gestaag doorgegaan met het verhoren van diverse getuigen. Zo verhoorde rechercheur Jan Weuring van de Haagse politie de getuige Izak Hage, een Rotterdammer en chauffeur van beroep. Hage verklaarde dat hij op woensdag 12 oktober 1938 omstreeks 11:55 uur, de dag dat Greta dood is aangetroffen, met zijn vrachtwagen over de Rijswijkseweg reed. De Rijkswijkseweg ligt vlakbij het huis van de familie Groen. Getuige Hage was op weg naar Rotterdam. Ter hoogte van de Laakbrug stond een man naar Hage te zwaaien als teken dat hij moest stoppen. Hage stopte bij een benzinepomp iets verderop. De onbekende man kwam op hem aflopen en vroeg Hage om een lift naar Dordrecht. Hage ging akkoord en de onbekende man stapt in. Bij de brug nabij de Coolhaven in Rotterdam stapte de onbekende man uiteindelijk uit. Hage kon zich herinneren dat de man een lichtblauwe regenjas droeg, waarvan de jaszak een scheur bevatte van zo’n tien tot vijftien centimeter. Ook had de man een blauwe pantalon aan, lage zwarte schoenen en was tussen de twintig en vijfentwintig jaar oud. Ook kon Hage vertellen dat de onbekende man ongeveer 1.75 meter lang was, een normaal gezicht, een grote rode neus, bruine ogen en zwart krullend springend haar. Wat opviel was dat hij een bloedende schaafwond had aan zijn rechterhand, die hij trachtte droog te houden met een witte doek. Hage begreep uit het verhaal van de man dat hij was gevallen op het trottoir. De man was beschaafd, sprak netjes zonder dialect en rookte. Hage wist dit zeker omdat hij de man een sigaret had aangeboden en de man de sigaret ook aannam.  Hage vond wel dat de lifter zich nerveus gedroeg. ’s-Avonds vertelde de echtgenote van Hage hem over de moord op het meisje. Voor Hage was dat genoeg reden om de politie te informeren over de gewonde nerveuze lifter in de buurt van de woning van de familie Groen, die van Den Haag naar Dordrecht wilde reizen. En dat ongeveer rond het tijdstip dat Greta dood was aangetroffen. Zou de politie dan nu zicht hebben op een dader? Voor het onderzoeksteam alle reden op zoek te gaan naar de man in de blauwe jas.

Ondertussen wordt ook de huisarts van de familie Groen in Numansdorp verhoord. Eigenlijk kon ook deze huisarts niets bijzonders melden over Greta Groen, anders dan dat moeder Groen ‘een schreeuwerig en brutaal’ type was en gauw met een oordeel klaarstond. De rest van de familie Groen wordt door de huisarts als rustig omschreven. Wel vernam de huisarts van de tandarts dat Greta daar dienstbode was geweest en de laatste tijd in Numansdorp wel huilbuien heeft gehad. De reden hiervoor wist de huisarts niet. De huisarts herhaalde in zijn verklaring nog dat hij moeder Groen wel hysterisch wilde benoemen, fantasierijk is en dat men haar niet te serieus moet nemen.  Ook tandarts Doornbos uit Numansdorp werd nog door de politie gehoord. Hij verklaarde dat Greta inderdaad ongeveer tien maanden in dienst is geweest als dienstbode. Zij had veel last van haar maag en maakte op de tandarts een nerveuze indruk. Als ze wel eens werd gecorrigeerd schoot zij in ‘de put’ en overviel haar de huilbuien. De tandarts had het vermoeden dat Greta een verwaarloosde ingewandenbacterie had, maar dat zij niet naar de huisarts was geweest. Verder sprak de recherche nog met haar vriendinnetje uit Numansdorp, de veertienjarige Gerredina. Ook zij was dienstmeid en vertelde dat Greta een aardig meisje was dat niet met jongens omging. Wel had Gerredina nog een brief van Greta ontvangen, waarin Greta schreef dat ze het naar haar zin had in Den Haag. Ze ging uit met vriendinnen en had een cafetaria, een club en een bioscoop bezocht. De recherche die de brief had ingezien, maakte er uit op dat Greta in een opgewekte vrolijke stemming was. De recherche wilde nog meer weten over Greta Groen. Zo verhoorde de recherche de hoofdonderwijzer Van Dijk uit Numansdorp. De hoofdonderwijzer omschreef Greta als zenuwachtig maar rustig. Wel had hij het idee dat het meisje niet gezond was, neurotisch, slap, goedig en ‘niet al te snugger’. Resumerend had de recherche kennelijk het beeld opgedaan dat Greta Groen een rustig en zwak meisje was. Het onderzoek duurde voort.

Op 21 oktober 1938 maakt de inspecteur van de Haagse politie Waltman een proces verbaal op van zijn bevindingen rond de dood van Greta. Deze inspecteur was als één van de eerste ter plaatse in het huis van de familie Groen en hoorde moeder Groen snikkend vertellen tegen de aanwezigen dat zij de avond er voor over een moord had verteld in Numansdorp en dat nu precies de dag erna haar dochter wordt vermoord. Ook schreef deze inspecteur in zijn bevindingen dat hij bloedvlekjes had geconstateerd aan de bovenkant van de trap in het huis van de familie Groen. En bij nader onderzoek Greta aan haar linker wijsvinger een wondje had, in tegenstelling wat eerder was vastgelegd dat het om de rechter wijsvinger zou zijn. Zouden het wondje alsmede de bloedvlekjes iets kunnen vertellen over de omstandigheid dat Greta volgens moeder Groen onderaan de trap heeft gezeten? Een ander opvallend detail in het onderzoek is dat een deksel van een waterketel was gebruikt om de deur te blokkeren. Op donderdag 20 oktober 1938 gaan inspecteur Waltman en de officier van justitie mr. P.R. Blok in het huis aan de Molenslootstraat in Den Haag verder onderzoek doen. Dolgraag willen zij in de praktijk zien hoe het nu precies zit met dat deksel en die binnendeur. Na een aantal proeven met de deur en de deksel kwamen de inspecteur en de officier er achter hoe precies de deur klem raakte. Steeds meer details komen zo los door het horen van getuigen en het verder bestuderen van technische sporen door diverse rechercheurs en de officier van justitie.

Naast het verhoren van de artsen in de vorige woonplaats van de familie Groen, werd ook een bezoek afgelegd aan hun nieuwe huisarts Van Ravenswaaij in Den Haag. Deze verklaarde dat hij Greta Groen had doorverwezen naar een collega, omdat het een gynaecologische kwestie betrof. De huisarts vond Greta Groen opvallend stil, toen zij met haar moeder een bezoek bij hem aflegde. Op diezelfde dag 15 oktober 1938 begaf inspecteur Van Thiel zich na het bezoek aan de huisarts naar de vrouwenarts Ebbinge aan de Laan van Copes Cattenburch 141 in Den Haag. Hij bevestigde inderdaad dat Greta Groen samen met haar moeder op 8 september 1938 in de praktijk was geweest. Uit zijn onderzoek bleek dat Greta zich echt beroerd voelde, waardoor zij ook niet kon werken. Moeder Groen moest in de wachtruimte blijven wachten, zodat dokter Ebbinge rustig Greta kon onderzoeken. Greta gaf aan dat haar menstruatie als sinds mei 1938 was weggebleven. Ebbinge kreeg een gevoel van een gejaagd meisje, die door één of andere reden bang en angstig was. De arts onderzocht Greta, maar kon niets bijzonders vinden. Greta gaf aan dat zij zich in Numansdorp beter voelde, maar sinds zij in Den Haag woont dat het minder goed ging. De vrouwenarts verklaarde dat hij niet uitsluit dat er sprake was van coitus wat al een langer tijd mogelijk heeft plaatsgevonden, maar dat fysiek gezien de hymenaalring nog aanwezig was. Maar ook sloot hij niet uit dat door ‘psychische fantasieën’ de menstruatie uit kon blijven. Inspecteur Van Thiel verliet de praktijk van dokter Ebbinge met nieuwe medische informatie, zonder dat hij een echt antwoord had wat er precies met Greta aan de hand was.

Inspecteur Van Thiel was op dreef. Hij wilde meer van Greta Groen weten en nam contact op met mevrouw Jacobs, verloskundige van beroep. Greta werkt bij Jacobs als dienstbode. Zij was bekend met het wegblijven van de menstruatie van Greta en de pijnen en huilbuien die zij er van had. Jacobs had geadviseerd om naar een arts te gaan, maar gezien de toestand van Greta had ze achteraf het idee dat het beter was geweest om haar naar een psychiater te sturen. Ook zij vond Greta te stil en had het gevoel dat zij onder een bepaalde druk leefde. Ook werd nog teruggegaan naar het huis van de familie Groen om breiwerk in beslag te nemen, iets waar moeder Groen over had verklaard dat dit het laatste was waar Greta mee bezig was voor haar dood. Het roze breiwerkje werd getoond aan een lerares handarbeid die uitgebreid verklaarde over de techniek van het breien, iets wat destijds al kan worden aangeduid als een getuige-deskundige.  Kennelijk had het onderzoeksteam een reden om dit breiwerkje in beslag te nemen en nader te onderzoeken. Na het onderzoek is het breiwerkje weer teruggegeven aan moeder Groen. Moeder Neeltje Groen gaf aan dat verhalen zich de ronde deden in haar kennissenkring dat het uitblijven van een menstruatie ook tot de dood zou kunnen leiden. Was Greta daarom zo nerveus en had zij gehoord van dit verhaal van de kennissen van haar moeder? Moeder Groen en de kennissen ontkenden pertinent dat dit verhaal bij Greta terecht zou zijn gekomen. Ondanks alle moeite wist het onderzoeksteam niet het verhaal achter de gezondheidssituatie van Greta Groen te achterhalen. Maar in moordzaken gaat het om de details, soms uit onverwachte hoek.

Een vriendin van moeder Groen verklaarde dat zij van moeder Groen had gehoord dat kennelijk Greta haar dood voelde aankomen. Zij had namelijk allerlei persoonlijke spulletjes en haar begrafenispolis bij elkaar gezocht en op een stapeltje gelegd. Bij navraag door de politie bij moeder Groen bevestigde zij dat haar dochter inderdaad op dinsdag 11 oktober 1938 de bescheiden bij elkaar had gezocht. Moeder Groen gaf aan hier eigenlijk niks vreemds aan te vinden en zocht er ook niks achter. Wel gaf zij aan dat de begrafenispolis inderdaad niet op de normale plek lag, maar in een kastje in de huiskamer. Op de bewuste ochtend van haar dood heeft zij kennelijk papieren opgeruimd, wat breiwerk verricht van enkele minuten en verder niets gedaan. De vaat was namelijk nog niet gedaan, iets wat zij normaal wel zou doen. Ook haar achttienjarige zus Lena had een vreemd voorgevoel over Greta, ook zij dacht dat haar iets ergs zou overkomen.

Om meer te weten te komen over de familieomstandigheden werden diverse getuigen uitgenodigd aan het bureau van de Justitiële Dienst aan de Javastraat 18 in Den Haag. Eén van de getuigen die op het politiebureau verscheen was Christina, een huisvriendin van de familie Groen. De man van Christina heeft er voor gezorgd dat vader Groen werk kreeg bij de firma Boes Meubelfabrieken. Beide echtgenotes zagen elkaar hierdoor zeer regelmatig. De band was zo hecht dat Christina zo het huis in kon lopen van de familie Groen. In het politieverhoor gaf zij aan dat zij vader Groen wel mocht, maar moeder Groen echter niet. Wel waren zij helemaal weg van Greta. Op dinsdag 11 oktober 1938, de dag voor de moord, was Christina ook weer aanwezig in het huis van de familie Groen. Bij aankomst zag zij echter dat de overgordijnen gesloten waren, op een grote kier na. Ze keek naar binnen en zag Greta op de bank zitten. Greta zag Christina en deed de voordeur open. Greta deelde gelijk mede dat zij zich niet goed voelde. In de huiskamer was de tafel voorzien van allerlei papieren, die Greta snel bij elkaar raapte en in een kistje opborg. Moeder Groen was niet thuis en had inderdaad het werk van Greta overgenomen. Uiteindelijk is Christina nog een tijdje bij Greta gebleven en is vervolgens weggegaan. ’s-Avonds vernam zij dat het inmiddels met Greta wel weer beter ging. De volgende dag is Christina niet naar het huis van moeder Groen gegaan, daar zij andere bezigheden had in haar eigen huis. Om 12:15 uur kwam haar echtgenoot wel binnen stormen met de mededeling dat Greta was vermoord. Samen met haar man is zij naar het huis van de familie Groen gerend.

Na de moord is in de tuin van de familie Groen een spiegeltje gevonden, dat kennelijk niet toebehoorde aan de familie Groen. Tijdens het verhoor aan het bureau werd Christina gevraagd of zij iets wist van dit spiegeltje. Zij verklaarde het spiegeltje niet te hebben zien liggen, maar dat de jongste dochter van de familie Groen Betsy er mee naar binnen kwam en het haar overhandigde. Zij herkende het spiegeltje als zijnde het spiegeltje wat door haar op een feest aan ene Kees was gegeven. Zij had het spiegeltje gewonnen met een spelletje en Kees vroeg of hij het spiegeltje mocht hebben. Christina vond het verdacht en had direct een vermoeden dat hij dus in de woning moest zijn geweest. Kees zou volgens haar wel eens de verdachte kunnen zijn. De politie had het vermoeden dat het spiegeltje er wellicht met een bedoeling was neergelegd, maar Christina ontkende in alle toonaarden dat zij hier iets mee van doen had. Ook verklaarde ze dat mevrouw Groen vroeg of zij naar het huis wilde komen, omdat mevrouw Groen niet graag alleen thuis was. Ook sluit ze uit dat anderen in of rond het huis van de familie Groen zijn geweest, omdat zij precies wist wie wel en niet kwamen. Christina zag ook dat in de dagen voor de moord zaken toch anders waren in huis. Zo zag zij een riempje en een stropdas aan de kapstok hangen en ook de wc was gedeeltelijk van de muur losgekomen. De politie had door de verklaring van Christina toch aanleiding gezien waar zij op de dag van de moord was. Zij wist zoveel details te vertellen, dat het voor het onderzoeksteam wel interessant was om haar alibi te controleren. Zou zij dan iets te maken hebben gehad met de dood van Greta en bijvoorbeeld Kees valselijk beschuldigen als afleiding? Christina erkende dat zij zich had vergist over wat zij op de dag van de moord op Greta precies had gedaan. De rechercheur confronteerde haar met het eerder opgegeven alibi, maar ze gaf aan dat dit de juiste versie was en dat de politie haar alibi gerust mocht controleren. Na de dinsdagmiddag, de dag voor haar dood, heeft Christina Greta niet meer gezien. Ze wist niks over de ceintuur, de das en het spiegeltje die op vreemde plekken waren aangetroffen. De politie controleerde haar alibi over haar activiteiten op de ochtend voor de moord op Greta, maar haar alibi bleek niet helemaal te kloppen.

Voor het onderzoeksteam werd het er niet duidelijker op. Het beeld van Greta was nog niet compleet, ook de familieomstandigheden niet en dan is er nu ook een huisvriendin die een twijfelachtig alibi verstrekt. Wat is er toch gaande rond de dood van Greta Groen? Ook is natuurlijk nog het verhaal over het achtervolgen van Greta door een onbekende jongeman actueel. Genoeg informatie voor het onderzoeksteam om het onderzoek voort te zetten, zeker omdat er nog helemaal geen zicht is op een verdachte. Toch heeft de politie Christina geconfronteerd met haar niet geheel juist bevonden verklaring. Maar het antwoord van haar was simpel: ze heeft zich dan vergist en is niet bij het huis van de familie Groen geweest. De commissaris van Politie gaf rechercheurs Hopman en Poos de opdracht om haar heen te zenden en voorlopig verder niet te beschouwen als verdachte.

Inmiddels was het 25 oktober 1938. Twee rechercheurs van het onderzoeksteam begaven zich naar de Molenslootstraat 38 in Den Haag, het woonhuis van de familie Groen om twee zaken te onderzoeken. Eerst wilde de rechercheurs weten of Greta zelf de deksel onder de deur aan heeft kunnen brengen, zodat de deur klemde. Het andere wat men wilde onderzoeken was hoe het lakentje precies heeft gezeten om de nek van Greta. Beide uiteinden waren voorzien van een lus, de ene kant aan de keukenzijde en de andere kant aan de trapzijde. Het leek er op dat de lussen aan iets vast hebben gezeten, zoals aan een deurklink. Door aan één van de zijden te trekken klemde inderdaad de deur door het deksel. De rechercheurs hebben een aantal malen een poging gedaan met de lus om via de deur en de deksel de deur te laten klemmen, zittend vanaf de trap. Heeft Greta dit zelf gedaan of heeft de dader op deze manier gepoogd de deur van binnenuit klem te zetten via het aangetroffen deksel. De politie stond voor een raadsel.

Het spiegeltje wat was gevonden in de tuin van de familie Groen, hield ook de recherche nog steeds bezig. De recherche is nog met de zesjarige Betsy Groen, het jongste zusje van de drie, naar het achtertuintje gegaan, waar zij precies aan kon geven waar zij het spiegeltje in de tuin had gevonden. Het spiegeltje zou volgens huisvriendin Christina zijn van ene Kees, waar de recherche al snel achter welke Kees dit was. Hij woonde in Den Haag en was van beroep stratenmaker. Tegelijkertijd werd ook vader Groen over de vondst geïnformeerd. Deze kwam met het verhaal dat hij op zijn werk een spiegeltje had gekregen, precies van het zelfde merk en type. Hij had dit spiegeltje in zijn werkbroek gedaan en sloot niet uit dat het spiegeltje uit zijn broek is gevallen op het kleed in de slaapkamer. En ook sloot hij niet uit dat vervolgens moeder Groen het kleed heeft uitgeklopt in de tuin. Alom verwarring over een spiegeltje, waarvan het onderzoeksteam uit dacht te gaan van een spoor naar de dader. En de deceptie werd nog groter voor het onderzoeksteam. Kees werkte volledig mee en zei dat het gewoon in zijn zondagse pak zat wat hij thuis had hangen. De rechercheurs gingen mee met Kees naar zijn woning en troffen inderdaad een identiek spiegeltje aan. Dit spoor liep dus dood voor het onderzoeksteam. 

Maar is er wel sprake van moord? Buren hebben geen geschreeuw gehoord en in de woning zelf zijn ook geen verdere sporen van een verdachte aangetroffen. Ja, de buurvrouw van nummer 36 die een mannenstem hoorde en een schim voorbij zag komen. Niet echt een getuige waar de politie iets mee kon. Anderen hebben niemand in de buurt van de woning gezien of weg zien rennen. Inmiddels schrijven de kranten ook volop over de dood van Greta Groen. Zoals het dossier er nu uitziet wordt zelfmoord ook niet uitgesloten. Een zwak meisje met kennelijk psychische problemen die dood op de trap zit met een lakentje om haar nek. Zou Greta zichzelf om het leven hebben gebracht? Maar wat zou dan de reden zijn geweest? Liep Greta dan met een geheim rond en was zij daarom zo in zichzelf gekeerd? Het is het jongste zusje Betsy die de achtertuintjes inliep en tegen de buurvrouwen riep dat haar zus Greta was vermoord. Moeder Groen liep na het aantreffen van haar dochter de straat op al schreeuwend dat haar dochter was vermoord. En zo is in de buurt en in de media een beeld gecreëerd dat Greta door een onbekend persoon zou zijn vermoord.  

Eén van de rechercheurs is nog het verhaal van Greta nagelopen, toen zij onder andere haar moeder vertelde in een portiek te zijn gedoken toen zij werd achtervolgd door een onbekende man. Het portiek zou zich moeten bevinden in de Schoolmeesterstraat, maar de rechercheur constateerde dat in de betreffende straat alleen laagbouw aanwezig is en zeker geen portiekwoningen. Ook weer een uitkomst die alleen nog maar voor meer verwarring zou leiden. Zou Greta of moeder Groen dit verhaal dan hebben verzonnen?

Op zondag 23 oktober 1938, elf dagen na de vondst van Greta, wordt moeder Neeltje Groen weer verhoord. Ze verklaarde dat op 12 oktober 1938 zij om 08:40 uur per fiets de zevenjarige Betsy naar school heeft gebracht aan de Linnaeusstraat in Den Haag. Haar school begint om 08:45 uur en eindigt om 11:45 uur. Nadat Betsy naar school was gebracht reed zij direct terug naar huis en plaatste haar fiets aan de voorkant van de woning. Dit zou tussen 08:55 uur en 09:00 uur zijn geweest. Moeder Neeltje heeft vervolgens het huis opgeruimd en heeft om 09:15 uur de woning weer verlaten. Ze is op de fiets naar werkgever mevrouw Keijzer gereden die aan de Van Zeggelenlaan in Den Haag woont. Toen zij de woning verliet, zat Greta op de bank te breien. Toen moeder Neeltje later het breistukje had gezien, kon Greta nooit langer dan vijf minuten aan het breiwerkje hebben gewerkt. Om 11:30 uur vertrok moeder Groen na haar huishoudelijk werk weer vanaf de woning van mevrouw Keijzer, een fietsritje van ongeveer zeven minuten. Ze was direct naar school gereden en kwam om 11:40 uur aan bij de school van haar jongste dochtertje Betsy. Ze moest daar even wachten voordat de school uitging. Daarna is zij met Betsy richting huis gereden, waarbij ze onderweg nog even is gestopt om een broodje te kopen. Daarna trof ze Greta thuis dood aan.

Ook verklaarde moeder Groen dat Greta wel weer haar menstruatie heeft gehad en wel tussen 4 en 8 oktober 1938. Greta had dit haar zelf verteld. Het verhoor van moeder Groen leverde uiteindelijk niets bijzonders op. De medische toestand van Greta blijft een raadsel voor het onderzoeksteam. Ook vader Jaap Groen werd verhoord. Hij bleek ongevraagd bezoek te hebben gehad van een helderziende. De helderziende ging in tranen bij het zien van een kledingstuk van Greta. De helderziende beschreef een bepaalde omgeving en gaf een signalement van een persoon. Maar vader Groen was een paar dagen eerder ook zelf op bezoek geweest bij een andere helderziende. Hij had een armbandje en een foto meegenomen waar alle drie de kinderen op staan. Het opvallende was dat die helderziende een soortgelijk verhaal vertelde als de helderziende die vader Groen ongevraagd had bezocht. Vader Groen noemde een naam van een bekende van hem uit Numansdorp, die overeenkomst zou hebben met het signalement wat door de helderzienden was gegeven. De helderziende die in tranen uitbrak bij het zien van het jasje, heeft dit meegenomen om een spoor te volgen. Maar de helderziende was nog niet teruggekomen.

Ook werden vader en moeder Groen bevraagd over een ceintuur, een lintje en een das. Ondertussen waren er wat vragen gerezen of het wel een lakentje was geweest wat om de nek van Greta zat. Er waren verklaringen van buren die in het huis waren geweest, dat zij geen lakentje om haar nek hadden gezien, maar dat Greta met een blote nek op de keukenvloer lag. Door de buren was wel een laken over haar heen gelegd toen men besefte dat zij dood was. Wellicht was het de das van vader Groen of een ceintuur die om de nek van Greta had gezeten. Maar ook vader en moeder Groen konden geen uitsluitsel geven over de das en de ceintuur. Per verhoor wordt het voor het onderzoeksteam niet echt duidelijker op, eerder vager.

Om het verhaal van moeder Groen nogmaals te controleren wordt contact opgenomen met mevrouw Keijzer van de Van Zeggelenlaan, de eigenlijke werkgever van Greta. Het adres waar moeder Groen in de ochtenduren verbleef voordat Greta dood werd aangetroffen. Zij bevestigt de tijdstippen, maar vulde aan dat moeder Groen wel boodschappen was gaan doen met haar tweejarige zoontje. Ook gaf zij aan dat moeder Groen een keer na de dood van Greta in de woning van de Molenslootstraat een schrift had laten zien. Een schriftje met allerlei krantenknipsels van allerlei bekende persoonlijkheden. En dat de politie volgens moeder Groen een pluk zwart krullend haar in een hand van Greta had gevonden. Verder vertelde moeder Groen dat er ook een soort van afdruk van een rug (net als een vingerafdruk) in de woning was aangetroffen. Mevrouw Keijzer vond het maar vreemd en dacht dat moeder Groen aan het fantaseren was geslagen.

De politie blijft maar graven in de familieomstandigheden. Ook benaderen zij nog een oud-werkgeefster van Greta Groen: mevrouw Venstra uit Rijswijk. Zij verklaart dat Greta in mei 1938 voor enkele weken heeft gewerkt als huishoudelijke hulp. Zij omschreef Greta als het ene moment blij en het andere moment weer neerslachtig. En soms was zij opvallend stil, zodat mevrouw Venstra soms wel eens dacht dat er iets aan de hand was. Plotseling stopte Greta bij haar met werken. Als reden werd gegeven dat Greta niet kon aarden bij de vegetarische leefomstandigheden van mevrouw Venstra. Een vreemde verklaring, maar al met al had mevrouw Venstra Greta graag aangehouden als hulp.

Ook werd Greta’s oudste zus Lena nog verhoord. Zij verklaarde dat ze de avond voor de moord gewoon thuis was gebleven en nergens op bezoek was geweest. Greta ging volgens Lena de avond voor de moord rond 20:00 uur naar bed. Haar vader ging haar moeder die avond ophalen van het werk omstreeks 21:30 uur. Zelf bleef ze nog wakker samen met haar vriend Joop. Het lijkt er op dat alle personen die zijn verhoord de waarheid spreken, waarbij alleen moeder Groen wat afwijkende antwoorden heeft gegeven.

Al reeds eerder was het lijk van Greta aangeboden ter onderzoek door dr. R.R. Rochat. De rechter-commissaris mr. W.G.F. Borgerhoff Mulder had hiertoe opdracht gegeven. Deze Rochat overigens heeft het in zijn latere leven nog geschopt tot patholoog anatoom en waarnemend directeur van het Kabinet van Koningin Beatrix. Ook mr. Borgerdhoff Mulder is in de Nederlandse geschiedenis terug te vinden als raadsheer van het gerechtshof in Den Haag alsmede als onderzoeker naar Japanse oorlogsmisdadigers en de rol van de Nederlandse delegatie daarin. Het onderzoek was ook hier duidelijk in handen van functionarissen met status en ambitie. Nu justitie en forensisch onderzoekers zich naast de politie met de zaak zouden gaan bemoeien was de verwachting dat meer duidelijkheid zou komen over de omstandigheden van de doodsoorzaak van Greta Groen. Het lichaam van Greta werd op dezelfde dag in een gesloten wagen van de Gemeentelijke Geneeskundige en Gezondheidsdienst vervoerd naar het ziekenhuis aan de Zuidwal in Den Haag. Het slachtoffer kreeg een label aan haar pols met haar persoonsgegevens. Hiermee was zij klaar voor verder technisch onderzoek. De politie had haar werk gedaan en het was nu aan dr. Rochat om met nieuwe feiten te komen.

Terwijl dr. Rochat bezig was met zijn onderzoek, zijn de rechercheurs weer teruggegaan naar het huis voor een nieuwe proef. De melkboer verklaarde namelijk dat de deur van de huiskamer naar de keuken was gesloten, terwijl de groenteboer verklaarde dat toen hij door het raam naar binnen keek de deur open zag staan. Tussen deze twee waarnemingen zat niet veel tijd. De rechercheurs openden de voordeur een aantal maal, waarbij het enige wat opviel dat de betreffende binnendeur slechts iets opende door de druk als de voordeur hard werd dichtgedaan. Maar het ging hierbij slechts om tien tot twintig centimeter en er zeker geen sprake was van dat de deur hierdoor wijd open kwam te staan. Het lijkt er dus op dat de binnendeur echt door iemand open is gedaan en zeker niet door tocht. Wat ook nog onderzocht is door de rechercheurs is de oorzaak van het wondje aan de linker wijsvinger van Greta. Vader en moeder Groen gaven hier als reden voor dat Greta tijdens haar huishoudelijke werk op zaterdagochtend 8 oktober 1938 zich had gesneden met een broodmes. Alle sporen liepen dood tot nu toe.

De recherche is direct begonnen met het veiligstellen van sporen in het kleine huisje. Als eerste was men op zoek gegaan naar mogelijke vingerafdrukken, in die tijd al een forensische opsporingsmethode. De deuren, de treden van de trap en de trapleuning zijn aan een dactyloscopisch onderzoek onderworpen. Een rechercheur heeft slechts één goede vingerafdruk op een folie veilig kunnen stellen. Op het deksel van de waterketel zijn wel papillaire lijnen aangetroffen, maar de kwaliteit was dusdanig dat deze niet verder gebruikt konden worden. Wel kon opgemaakt worden dat het vermoedelijk om afdrukken ging van een handpalm. Voor de zekerheid is een foto gemaakt ‘in het atelier van de politie’, ofwel in de forensische onderzoeksruimte in die tijd. Ook zijn er op de plaats delict nog foto’s gemaakt van Greta, nadat zij door haar moeder was neergelegd. Ze lag half links op haar rug en volledig gestrekt. Haar armen lagen licht gebogen naast haar lichaam, waarbij haar rechteronderarm iets over haar borst lag. Haar linkerbeen lag enigszins gekruist onder haar gestrekte rechterbeen. Haar hoofd lag op de linkerslaap en de haren lagen verspreid om het hoofd heen. De rechercheur constateerde dat midden op haar voorhoofd boven de neus een vers wondje zat. Op haar rechterslaap bevonden zich twee lichtbruine vlekjes. In haar haren zaten witte schilfertjes, mogelijk afkomstig van de kalkmuur bij de trap. De rode wollen blouse was tot boven haar borsten opgerold, ze droeg geen schoenen of pantoffels. Om haar hals zat een wit katoenen lakentje wat aan het einde ingedraaid was. Op het lakentje waren een aantal klein bloedvlekken te zien. Het lakentje was strak aangetrokken en aan het uiteinde zat een knoop. Ook een waterketel was nog onderzocht, maar hier werden geen sporen op aangetroffen.

Een rechercheur heeft samen met moeder Groen nog een situatietekening gemaakt van de houding van Greta toen zij werd aangetroffen. Zij zat op de trap met haar hoofd in een gebogen houding, met haar rechterslaap tegen de kalken muur. Haar rechterarm lag gebogen tegen de muur en één voet lag op de eerste trede en drukte tegen de trapdeur. Op de trap stond ook nog een schooltas van oud zeildoek. Op de tweede trede van de trap werd een kleine bloedveeg aangetroffen. Op de plint van de veertiende trede en ook op de eerste trede werden ook nog kleine bloedvlekken aangetroffen. De recherche sloot niet uit dat de bloedvlekjes afkomstig zijn van het wondje aan de vinger van Greta, die zij een aantal dagen voor haar dood had opgelopen. De bloedvlekken zijn door de rechercheur uit het hout van de trap gesneden en in beslag genomen voor verder technisch onderzoek. Ook werd aan een stopcontact nog een blonde haar aangetroffen, die net als de bloedvlekken veilig werd gesteld voor technisch onderzoek. Verder bleek in de woning niets te duiden op een doorzoeking door een dader. Alles lag verder in het huis op z’n plek. Het enige was dat in de huiskamer de huisraad omver geworpen was. Zaken waren verschoven en stoelen lagen omver. 

De rechercheurs merken in hun proces verbaal op dat het net lijkt of de wanorde kunstmatig is gecreëerd, iemand heeft dit bewust zo gedaan. Ook de ouders van Greta Groen hebben hetzelfde idee als de rechercheurs. Ook het waterreservoir in het toilet is met geweld van zijn plaats gerukt, geheel iets onlogisch en vreemd. Uit het huis zijn ook nog een ceintuur en een wit lint in beslag genomen voor verder onderzoek. Het ceintuur was eerder zoek geraakt en werd weer plotseling aangetroffen in huis. En het ceintuur, wat door moeder Groen veel werd gedragen, bleek voorzien te zijn van knopen. Iets was de ouders Groen opmerkelijk vonden. Ter afsluiting van het technische onderzoek zijn van Greta en de rest van de familie vingerafdrukken genomen. Uit het dactyloscopisch onderzoek kwamen geen bijzonderheden naar voren die zouden leiden naar een verdachte. Alle andere stukken van overtuiging (de in beslag genomen zaken) bleven voor verder technisch onderzoek aan het politiebureau. Politie en justitie stonden met lege handen. 

Natuurlijk heeft de dood van Greta Groen de landelijke pers gehaald. En in het dossier van het onderzoeksteam zitten tientallen meldingen inclusief namen van tipgevers die menen de dader te kennen. De politie ontving telefoontjes, telegrammen en brieven uit het gehele land. Ook de omliggende politiekorpsen stuurden alle tips door naar het onderzoeksteam in Den Haag. Het dossier begon meer en meer onoverzichtelijk te worden, ook blijkens de diverse briefjes en notities van de rechercheurs. Maar het is een wetenschap dat vaak genoeg de naam van de dader al in het dossier zit. Een heidens karwei om het overzicht te bewaren en alle tips uit te lopen. Maar de pers had ook vraagtekens bij de werkwijze van politie en justitie. Eind oktober en begin november 1938 begon de pers zich te roeren over de onopgeloste moorden in de Residentie. Kreten als “ijver genoeg, kunde te kort” en “Zal centralisatie verbetering brengen” werden door diverse dagbladen genoemd.  Verweten wordt dat een journalist veel meer informatie wist te vergaren in de vorige woonomgeving van de familie Groen, namelijk Numansdorp. Veel meer dan het kennelijk jonge onervaren rechercheteam. De verantwoordelijken, waaronder de Haagse burgemeester, verdedigden echter het onderzoeksteam door te stellen dat het onderzoek had plaatsgevonden onder leiding van een ervaren hoofdinspecteur van de Haagse politie. Volgens de media is centralisatie van het onderzoeks-apparaat in voorbereiding en zullen in de toekomst alleen nog maar rechercheurs gespecialiseerd in moordzaken de onderzoeken doen. In ieder geval had de Hoofdcommissaris van de politie Den Haag besloten om enkele inspecteurs van de recherche een stage te laten lopen bij de korpsen van Duitsland, Engeland en Frankrijk. Maar het onderzoek naar de dood van Greta Groen was zo ver nog niet. Het onderzoeksteam had tijd nodig om allerlei zaken uit te lopen.


Foto 7 Beschouwing onderzoek Greta Groen (bron: Arbeiderspers 1938)

Zo was er nog een verhaal uit Rotterdam. Op 5 november 1938 had de recherche van bureau Hilligersberg een gesprek gevoerd met getuige Den Hartog. Zij verklaarde dat ze op deze vijfde november vanaf het Spui in Den Haag een bus had genomen naar Rotterdam. Naast haar kwam een man zitten met een grote koffer. In de bus ontstond rumoer over het slechte openbaar vervoer, waarbij plotseling de man met de koffer een gesprek begon met getuige Den Hartog. De man vertelde familie te zijn waarvan de dochter was vermoord. Het verhaal wat hij vertelde kwam verward over en zij kon niet opmaken of hij nu familie was van vader of moeder Groen. Even later sprak hij echter over zijn schoonzuster. Ook zei hij: “Ik zie haar nog zitten onder aan de trap.” Ook vertelde de man dat de ouders een brief hadden ontvangen, waarin stond dat de dader aanwezig zou zijn op de begrafenis van Greta Groen. De man was zelf ook op het kerkhof geweest en gaf aan dat ondanks alle rechercheurs op de begrafenis zij toch de dader niet zouden vinden. De onbekende man zei regelmatig dat Greta (hij noemde haar Greetje) zo’n lieve meid was. En meer vrouw dan meisje. Ook heeft hij van moeder Groen gehoord dat Greta een tijdje was lastig gevallen en is geprobeerd om haar in een beige auto te trekken. De dader was helemaal niet van plan om Greta te vermoorden, maar zij werkte niet mee en was niet gewillig genoeg. Hij had namelijk nog met Greta tegen een tafeltje gestaan en toen was er een dekseltje gevallen. De getuige Den Hartog die al die tijd naast deze onbekende man in de bus zat, kreeg het idee dat de man meer wist van de moord. Hij antwoordde bevestigend toen zij vroeg of het druk was op de begrafenis. Hij vulde dit weer aan met liefkozingen richting Greta, alsof hij verliefd op haar was. Ook kwam de man met informatie dat een hypnotiseur uit Denemarken bij de familie over de vloer was geweest, omdat hij eerder een dergelijke zaak had gehad. De paragnost zou hebben gezegd dat de zaak binnen zes dagen zou zijn opgelost. Uit zijn verhaal bleek dat de onbekende man richting Rotterdam ging voor wat boodschappen, om direct daarna door te reizen naar Amsterdam. Hij vertelde dat hij vandaag nog bij de familie Groen was geweest en dat de dader volgens hem zeker geen onbekende is van de familie. De familie Groen was nog maar net in Den Haag, omdat zij in hun vorige huis niet wilde blijven wonen. Inmiddels was de bus aangekomen op het Hofplein in Rotterdam. De onbekende man pakte de bus naar Amsterdam en verdween uit het zicht. De getuige informeerde direct de politie en omschreef de man als een vijfenveertigjarige man, middelmatige lengte, flink postuur, mager bleek gelaat, flinke wallen onder zijn lichtgekleurde ogen, bruine tanden, spitse neus, vrij lang donkerblond haar met aan de zijkant grijs, een lichtkleurige gleufhoed, vieze nagels aan werkhanden en in een kostuum van onbekende kleur. Ook droeg hij een koffer bij zich. Het rechercheteam heeft een overzicht gemaakt van alle familieleden die direct in contact stonden met vader en moeder Groen. Al snel bleek dat de familie voornamelijk in de omgeving van Numansdorp en Klaaswaal was ingeschreven. Een directe familierelatie in het Amsterdamse ontbrak. Het rechercheteam lukte het niet om de identiteit van de onbekende man uit de bus vast te stellen. 

Al eerder was het onderzoeksteam bezig geweest met de achtergronden van vader en moeder Groen. De familie woonde natuurlijk net in Den Haag toen Greta dood werd aangetroffen. Het merendeel van hun leven hadden zij doorgebracht in Numansdorp. Zo langzamerhand kwam er ook een ander beeld van vader Jaap Groen. De burgemeester van Strijen, een naburig dorp, schreef in oktober 1938 een kattenbelletje aan de hoofdcommissaris van Den Haag. Twee veldwachters hadden op verzoek van de hoofdcommissaris een bezoek gebracht aan ene Visser, cashier en varkenskoopman van beroep en wonende in Strijen. De burgemeester had aan het kattenbelletje een proces verbaal bijgevoegd van het verhoor. Visser wist al waarvoor de veldwachters kwamen, omdat volgens hem de politie in Numansdorp al wist dat hij wel eens over de vloer kwam bij de familie Groen. Hij verklaarde dat hij in het verleden zaken heeft gedaan en van vader Groen nog geld krijgt en een varken. Ook verklaarde hij dat hij nog nooit in Den Haag was geweest en dus ook niet op de dag van de dood van Greta. Als alibi geeft hij aan dat hij ambulant is en zich niet kan herinneren waar hij precies is geweest.

Zou het motief dan liggen in het feit dat vader Groen schulden had? Is de familie Groen om die reden eigenlijk weggevlucht uit Numansdorp voor hun schuldeisers? Zeker is dat er inmiddels diverse verdachten gepasseerd zijn in het onderzoek, maar dat er nog geen snippertje bewijs ligt. Het onderzoeksteam was nog steeds allerlei tips aan het nalopen.

In maart 1939 zette de Haagse politie het onderzoek naar vader Jaap Groen voort. De informatie van de varkenskoopman wees wel op een feit dat vader Groen financiële problemen zou hebben. Jaap Groen bekende inderdaad dat er diverse bedrijven waren die nog geld op hem te vorderen hadden. Zo had hij van oktober 1937 tot mei 1938 de elektriciteitsrekening niet betaald, ook niet nadat hij gebruik maakte van een betalingsregeling. Ook had vader Groen een abonnement lopen op een magazine, waar ook nog een bedrag voor open stond. Ook had hij andere bestellingen gedaan, de goederen wel ontvangen maar nimmer betaald. Het aantal vorderingen liep dusdanig op dat gesproken kon worden van een wanbetaler in ernstige financiële problemen. Ondanks allerlei aanmaningen heeft Jaap Groen nooit antwoord gegeven en is met stille trom naar Den Haag vertrokken. Zijn schuldeisers achterlatend. De vraag rees wat vader en moeder Groen nog meer voor het onderzoeksteam verborgen hielden. Het bleek een gezin te zijn met nogal wat financiële problemen, hetgeen ongetwijfeld voor spanningen in huis zal hebben gezorgd. Was Greta daarom altijd zo stil?

Inmiddels liepen de spanningen op tussen de politie en het Openbaar Ministerie. De reden hiervoor was dat het onderzoeksteam samen met de hoofdcommissaris het hele onderzoek nog eens hadden doorgenomen. Ondanks alle verdachten die in beeld zijn geweest, de vele getuigenverklaringen en tientallen, zo niet honderden, tips vanuit het hele land was het onderzoeksteam niet verder gekomen. Ook de plaats delict en de manier waarop Greta was aangetroffen riepen vragen op. Ondertussen was men ook steeds meer te weten gekomen over de familie Groen. Vader Groen die zowaar een wanbetaler was en moeder Groen die op enkele momenten zwakheden vertoonde in haar verklaringen.


Foto 8 Hoofdcommissaris v.d. Meij (bron: Wikipedia)

De hoofdcommissaris van der Meij stelde in december 1938 agent van politie Boender aan om meer onderzoek te doen naar vader en moeder Groen. Niet uitgesloten werd dat moeder Lena Groen meer van de dood van Greta zou weten, gezien haar afgelegde verklaringen. De reden voor de keuze van agent Boender was, dat hij in Numansdorp was opgegroeid en inmiddels werkzaam was voor de Haagse politie. Zo was Boender bekend met het gerucht dat moeder Groen het niet zo nauw zou nemen met de huwelijkse staat en er andere mannen op nahield. Iets was tot dan toe niet bewezen was en slechts een sterk gerucht was. In Numansdorp stond zij ook bekend als roddelaarster en leugenachtig. In Numansdorp werd al rondbazuint dat ze ‘de moeder maar eens moesten verhoren.’ Overigens was de familie Groen relatief kort na de dood van Greta een paar deuren verder gaan wonen, van Molenslootstraat 38 naar nummer 60. Boender kwam met een smoes aan de deur en maakte contact met Lena Groen. Boender stelde zich voor als een medewerker van de Voogdijraad en zei dat hij voor een mishandelingszaak verderop uit de straat informatie kwam inwinnen. Voor die tijd kan de actie van Boender wel aangeduid worden als een ‘undercoveractie’, waar overigens moeder Groen helemaal in opging. Bij het kennismaken herkende zij Boender nog van lang geleden uit Numansdorp. Het plan van Boender leek te werken en het eerste contact met moeder Groen was gemaakt. Moeder Groen vertelde dat zij verhuisd was van nummer 38 naar nummer 60 omdat zij het niet meer volhield in dat huis. Het huis waar zij haar dochter dood had aangetroffen. De hele dag door zag zij het beeld van het incident voor zich. Boender viel het op dat zij haar eigen verdriet belangrijker vond dan dat de politie de dader zou vinden. De avond ervoor had het gezin Groen nog een gesprek gevoerd over de dood van een landbouwer in Numansdorp. Toeval wil dat de arts die de dood van haar dochter Greta had vastgesteld een familielid was van deze omgekomen landbouwer. Ook vertelde ze dat ze na de dood van haar dochter diverse politiemannen die in haar huis waren geweest herkende uit Numansdorp. Boender moest het eerste gesprek met haar afronden, omdat inmiddels ook familie en kennissen bij het gesprek waren aangeschoven. Vrijuit praten kon op deze manier niet meer. Boender vertrok en is zich gaan verdiepen in het dossier. Hij kwam al snel tot de conclusie dat een familielid of een kennis Greta moest hebben vermoord.

Op 16 december 1938 bracht Boender een tweede bezoek af bij moeder Groen. De vrouw kwam bang over en verklaarde dat zij sinds de dood van Greta altijd de knip op de deur heeft zitten. Ook verklaarde ze dat ze dagelijks verblijft bij haar schoonzus, omdat ze ook niet meer alleen kan zijn. Tijdens het gesprek was ze emotioneel en gaf aan pas rust te hebben als de zaak zou zijn opgelost. Greta was volgens haar nog een meisje en onderling was het altijd goed geweest in het gezin. Op de ochtend voor de dood van Greta had moeder Groen al een voorgevoel dat er iets ergs zou gebeuren, ook omdat Greta neerslachtig was. Ook had ze tegen vader Groen expliciet gezegd dat hij nog afscheid moest nemen van Greta voordat hij naar zijn werk zou gaan. Iets wat Boender opmerkelijk vond. Sterker nog, vader Groen was net de deur uit en moest van moeder Groen terugkomen en voor een tweede keer afscheid nemen van Greta. Ook wist Boender uit het dossier dat getuigen hadden gezegd dat moeder Groen niet zo’n goede band had met Greta, terwijl zij in het gesprek met Boender verklaarde dat Greta haar lieveling was. Tijdens het gesprek stond moeder Groen op en ging uit zichzelf een reconstructie maken in de huiskamer, zoals deze er uit zag toen zij haar dochter had aangetroffen. Tijdens het reconstrueren zei ze tegen Boender dat de dader alles zo had neergelegd en dat de chaos niet was gekomen omdat de dader met Greta had gevochten. Nee, de dader had de plaats delict zelf in elkaar gezet. Ook vertelde ze dat er een paragnost was geweest die had gezegd dat de geest van Greta nog geen rust had gevonden. De paragnost zou nog met haar contact opnemen, want zodra hij contact zou hebben met Greta dan zou zij ook de naam van de dader noemen. Zelf geloofde moeder Groen niet zo in het verhaal van de paragnost. Ze bleek na de dood van haar dochter in het geloof te zijn geraakt en inmiddels al veel uit de Bijbel te hebben gelezen.

Boender kwam ook nog in contact met de schoonzus, die aangaf dat Neeltje Groen veel praatte en het lastig had om haar gezin en huishouden op orde te houden. De schoonzus sprak Neeltje Groen hier regelmatig op aan. Ook gaf de schoonzus aan dat iedereen wel eens verbaasd zou zijn als men er achter kwam wie Greta heeft vermoord. Boender liet de twee vrouwen verder met rust en concentreerde zich op de vader. De vader was in tegenstelling tot moeder Groen een rustige zwijgzame man. Op een avond wilde Boender een bezoek afleggen bij de familie Groen om met de vader te spreken, maar beiden waren niet thuis. Wel thuis was de oudste dochter Lena, die samen was met haar verloofde. Lena sprak met veel liefde over haar zus Greta. Ondertussen waren de ouders, die een brief waren gaan posten, ook weer thuisgekomen. Vader Groen gaf aan tevreden te zijn over het politieoptreden en begreep ook dat het een moeilijk onderzoek was. Hij gaf aan dat Greta zich eigenaardig gedroeg, regelmatig in huilen uitbarstte en als naar de reden werd gevraagd zij dit niet kon of wilde vertellen. Vader Groen vertelde nog verder over zijn stropdas die hij kwijt was, maar later in een kast aantrof. Het vreemde was dat een ceintuur aan zijn stropdas was geknoopt. Dit was de ceintuur van Greta. Net als de deksel onder deur zijn ook de ceintuur en de stropdas in beslag genomen, herinnerde Boender zich uit het dossier. Daar moest dus iets mee aan de hand zijn. Moeder Neeltje Groen vertelde verder dat zij het opvallend vond dat diverse rechercheurs haar allerlei vragen stelde. Ze zei tegen Boender of hij dan misschien ook dacht dat een moeder haar eigen dochter om zou kunnen brengen.

Boender dacht er het zijne van. Moeder Groen maakte haar gezinsleven rooskleuriger dan het wellicht was. Hij legde zijn bevindingen vast in een proces verbaal en ging twee dagen voor de jaarwisseling van 1938 op 1939 nog meer achtergrondinformatie opdoen in de omgeving van Numansdorp. Daar sprak hij een gepensioneerde collega van de politie, die verklaarde dat de familie Groen in Numansdorp een soort van kruidenierszaakje runden. Vader Groen had in de zomermaanden ook nog een baantje als ijsventer. Ze hadden een sober bestaan en het was algemeen bekend dat de familie veel schulden maakte. Na sluitingstijd schonk Groen bier aan de lokale jeugd en was er veel overlast. Ook sprak Boender met de huidige veldwachter, en volgens hem deugt de familie niet. Al eerder had deze veldwachter het onderzoeksteam in Den Haag informatie aangeleverd over de familie Groen. Neeltje Groen was geslepen en zorgde er voor dat de familie Groen niet in problemen kwam bij politie en justitie. Zij werd omschreven als losbandig. En hoe meer Boender over de familie Groen sprak, bleek vader Groen er ook andere vrouwen op na te houden. De oudste dochter Lena stond ook bekend als vrijpostig en het niet te nauw te nemen met de toen heersende zedelijkheid. Greta Groen werd echter omschreven als een kind wat van een heel ander soort was en geleden moest hebben hoe het er in het gezin aan toe ging. De collega-veldwachter gaf aan dat er veel meer over moeder Groen was te vinden en dat zij zelf nooit iets zal vertellen of bekennen. In Numansdorp was moeder Neeltje Groen berucht.

Boender kreeg uit het Numansdorpse inderdaad de bevestiging dat het na sluitingstijd in het huis van de familie Groen een bende was van feestende en dansende jongens met moeder Groen en haar oudste dochter Lena. Alleen niemand durfde echt voluit met Boender te praten, de angst om verhoord te worden in Den Haag. De moord op Greta zat er behoorlijk in. Men zweeg liever, maar de geruchten dat moeder Groen iets met de dood van haar dochter te maken zou hebben waren sterk aanwezig. Boender vertrok weer naar Den Haag, alwaar hij op 2 januari 1939 een bezoek bracht aan moeder Neeltje Groen. Zij was nerveus bij het zien van Boender en begon direct over de dood van haar dochter te praten. Ook nu weer sprak zij vol lof over haar eigen gezinsleven, iets wat na de gesprekken in Numansdorp bij Boender niet vreemd overkwam. Ze wist het familieleven mooier te beschrijven dan dat het kennelijk was. Boender vertrok uiteindelijk, mede omdat hij constateerde dat moeder Groen een uitgeputte indruk maakte. Hij trok de conclusie dat meer onderzoek naar moeder Groen gedaan moest worden, zeker gezien haar geestestoestand. In Den Haag kwam Boender ter ore dat moeder Groen bij haar huisarts had gevraagd of als de dader niet direct een bekentenis aflegt, deze dan in een later stadium moeilijker een bekentenis zou afleggen. De arts had geantwoord dat de tijd inderdaad wel tot dit soort gevolgen zou kunnen leiden. Boender vroeg zich af waarom een dergelijke vraag aan een arts wordt gesteld. Ook was opvallend dat zij vragen over haar aanwezigheid in huis na het wegbrengen van jongste dochter Betsy en het vertrek naar haar werk constant ontweek. Boender betrok een vrouwelijke inspecteur van politie bij zijn onderzoek en tezamen brachten zij een bezoek aan de familie Groen. De vrouwelijke inspecteur was maar deels op de hoogte van het onderzoek, maar had na het bezoek aan de familie Groen ook grote vraagtekens bij het gedrag van moeder Neeltje Groen. De aanleiding was dat zij zelf direct begon over de dood van Greta, iets wat de vrouwelijke collega een gevoel gaf dat zij inderdaad meer moest weten van de dood van haar dochter.

Over de doodsoorzaak kwam een helder antwoord van dokter De Geus, arts van de gemeentelijke gezondheidsdienst en die Greta als eerste heeft onderzocht. Hij verklaarde dat de knoop van het lakentje dusdanig krachtig was geknoopt, dat het onmogelijk door Greta zelf gedaan zou kunnen zijn. De Geus ging uit van moord.

Een kennis van vader en moeder Groen vertelde tegen Boender dat moeder Groen ook wel eens in een driftbui de oudste dochter Lena door de keuken heeft gesleurd. Zou moeder Groen dan in een volle driftbui haar eigen dochter hebben gewurgd met het lakentje? En vervolgens het huis als plaats delict hebben ingericht en bewust een rommeltje hebben gemaakt? Het onderzoeksteam krijgt te maken met een enorme wijziging in een modus operandus en wellicht is moeder Neeltje Groen die tijd de dans ontsprongen door het slachtoffer te spelen. Het was het juiste moment om moeder Neeltje Groen zelf aan de tand te voelen. Op 11 januari 1939 werd zij verhoord aan het hoofdbureau van politie. Tijdens het verhoor was ze zenuwachtig en kon door de zenuwen soms moeilijk spreken. Op de vraag of zij mannen kon noemen waar zij een verhouding mee heeft gehad in Den Haag, antwoordde zij ontkennend. En de namen van de personen die bij haar over de vloer kwamen heeft ze al aan de recherche doorgegeven. Ze weet niets van feiten hoe Greta om het leven is gekomen en ze ontkende verantwoordelijk te zijn voor de dood van Greta. Boender vroeg haar direct op de persoon af of zij er meer van wist, echter zij reageerde als volgt: “Boender, Boender, Boender, hoe kunt u dat toch van mij denken.” Ook de hoofdcommissaris heeft nog een verhoor afgenomen, echter de verhoren bevatten te weinig feiten om haar vast te houden als verdachte. Moeder Neeltje Groen werd heengezonden.

Ook vader Jaap Groen is nogmaals gehoord. Hij verklaarde veel vertrouwen in zijn vrouw te hebben. Ook zei hij zeker te zijn dat zijn vrouw geen andere mannen er op na te houden en dat zij niet verantwoordelijk is voor de dood van Greta. Wel merkte hij dat zijn vrouw steeds zenuwachtiger werd. Boender maakte zijn rapport op en het onderzoek werd voortgezet. Ondanks alle inspanningen stond het rechercheteam nog steeds met lege handen. Toch maakte Boender, rechercheur binnen de afdeling Kinderpolitie van de politie Den Haag, nog een vervolgrapport. Hij bleek nog steeds verklaringen van personen uit de omgeving van vader en moeder Groen te krijgen, waarbij moeder Groen gedrag vertoonde wat niet echt paste bij een rouwende moeder. Zodra zij in publieke ruimtes kwam of buren tegenkwam, passeerde zij ineengedoken. Ze speelde dan plots de rouwende moeder, maar zodra zij onder personen was die zij vertrouwde kwam zij met schunnige opmerkingen en gedroeg zich alsof er niks aan de hand was. Flirten met glazenwassers en werklui in de buurt deed ze met regelmaat. Was Neeltje Groen dan zo’n goede actrice met een zieke geest?

Op 18 januari 1939 sprak Boender wederom met Neeltje Groen. Het gesprek duurde anderhalf uur en Boender omschreef het als een ‘zeer ernstig’ gesprek in zijn proces verbaal. Wederom was zij nerveus en reageerde zwakjes op vragen die Boender stelde. Constant probeerde zij het verhaal weer een andere wending te geven. Uiteindelijk bekende dat zij wel degelijk een onzedelijk contact gehad met één van de schuldeisers van de familie. Boender gaf zijn leidinggevenden het advies om de druk verder op te voeren bij moeder Groen, want ze stond op het punt te breken of in een hysterische aanval met feiten te geraken. Ook sloot Boender kennelijk niet uit dat moeder Groen op de ochtend voor de dood van Greta een man heeft ontvangen. Er zijn namelijk getuigenissen dat dochter Greta al eerder bloot was gesteld aan het onzedelijke gedrag van haar moeder en hier verder nooit iets over heeft gezegd. Ze was juist stil en afstandelijk geworden. Was Greta dan het onzedelijke gedrag van haar moeder en zus dan helemaal zat geworden? En is dit op een ruzie uitgelopen tussen moeder en dochter? Is zij vermoord door haar moeder of haar minnaar? Bezwijkt moeder Groen onder de druk van de directe vragen van Boender en kan zij niet langer volhouden dat haar familieleven voorbeeldig verloopt? Boender had zijn vizier gezet op eventuele mannen die mogelijk een bezoek hebben gebracht aan moeder Groen. Hoe zit dat met die verklaring dat een buurvrouw een schim voorbij haar huis had zien komen kort voor de moord.

Een bijzondere omstandigheid is dat Boender nog een kort gesprekje heeft gevoerd met de werkgever van Greta. Omdat Greta ziek was, zou moeder Neeltje het werk overnemen bij deze werkgever en was zij die ochtend dan ook daar gaan werken. De werkgever berichtte Boender dat Greta een keer, in haar bijzijn, tegen haar moeder zei dat ze het opvallend vond hoe zij en de man van de werkgever zo goed met elkaar omging. Greta zei dat haar moeder net zo goed omging met deze man als met haar vader Jaap Groen. Zou het dan ook nog eens waar zijn dat moeder Neeltje Groen een seksuele relatie heeft met de echtgenoot van de werkgever van haar dochter Greta? De werkgever van Greta, een verloskundige, verklaarde tegen Boender dat zij er op stond dat alles nu ook maar moest worden uitgezocht in deze vreemde zaak.

Zo komt er nog een scenario bij dat wellicht de echtgenoot van de werkgever van Greta (en moeder Neeltje) Greta heeft omgebracht omdat zij getuige was van de omgang van deze man en haar moeder. Misschien had Greta haar moeder en deze man wel betrapt. Boender rondde definitief zijn bevindingen af in een proces verbaal. Hij had gedaan wat hij kon doen en nu was het aan zijn leidinggevenden binnen de politie en Justitie om te bepalen wat de volgende tactische stappen zouden moeten zijn.

De media had zich al in het beginstadium met de zaak Greta Groen bemoeid. Tot de media behoorde ook de Nederlandse krant “Het Nationaal Dagblad”. Nederland raakte meer en meer in de ban van de Nationaal Socialistische Beweging (NSB) en deze krant was de spreekbuis van de NSB. Eind januari 1939 stond een redacteur van de krant voor de rechter. Terwijl het onderzoeksteam druk bezig was met de achtergronden van de familie Groen, plaatste de redacteur een ingezonden brief van een ‘bezorgde moeder’ naar aanleiding van de moord op Greta Groen. Eerder was namelijk een signalement verspreid van een persoon met zwarte krulletjes, iets wat de briefschrijfster en de redacteur koppelde aan een dader van Joodse afkomst. In de brief werd ook daadwerkelijk gewezen naar de Joodse gemeenschap en dat zij verweten worden ‘meisjes aan te randen’. Het artikel stond vol met meer kwetsende passages voor de Joodse gemeenschap. Ondanks dat de wetgever het leveren van kritiek door een ieder vrijstaat, gaat het beledigen van een bevolkingsgroep te ver. Aldus de Officier van Justitie jonkheer mr. Van Asch van Wijck. De dood van Greta Groen was zelfs aanleiding van nationaalsocialisten om te wijzen naar de Joods gemeenschap. Een jaar voordat de nazi’s Nederland zouden binnenvallen. De verdachte redacteur werd uiteindelijk door de rechtbank veroordeeld tot tweehonderd gulden boete of een vervangende hechtenis van honderd dagen.

De druk nam toe voor het onderzoeksteam en de focus lag op moeder Neeltje Groen. Hoofdcommissaris Van der Meij maakte korte metten met mevrouw Groen. Op 24 januari 1939 schreef hij op eigen titel een brief aan de Officier van Justitie in Den Haag. In de brief verwees Van der Meij naar de eerdere verzonden processen van verbaal en als bijlage had hij het laatste proces verbaal van Boender gevoegd. In de brief gaf hij aan dat hij persoonlijk was overtuigd dat mevrouw Groen directe schuld heeft aan de dood van haar dochter Greta Groen. De hoofdcommissaris wees de Officier van Justitie op het feit dat het zelfvertrouwen van mevrouw Groen met de dag toenam. Hij deed een beroep op de Officier om deze steeds oudere zaak tot een oplossing te brengen door op grond van de bevindingen tot nu toe mevrouw Groen in verzekering te stellen. Met deze brief namen zowel het onderzoeksteam alsmede de hoofdcommissaris stelling. Ze waren overtuigd dat moeder Neeltje Groen wel degelijk was betrokken bij de dood van haar dochter of minimaal wist wie haar dochter had vermoord. De leugenachtige verklaringen en het manipuleren van getuigen waren voor de politie redenen genoeg om haar aan te wijzen als verdachte.

Zes dagen later ontving hoofdcommissaris Van der Meij hoogstpersoonlijk antwoord van de Officier van Justitie mr. P.R. Blok. Zo de brief van Van der Meij kort en zakelijk was, zo was de brief van mr. Blok uitgebreid en gemotiveerd. De toon was kennelijk gezet tussen de beide heren. Mr. Blok viel in zijn antwoord direct met de deur in huis. Hij kon als zaaksofficier geen vrijheid vinden om Van der Meij te machtigen mevrouw Groen in verzekering te stellen. Als ervaren jurist zag hij op basis van artikel 27 van het wetboek van Strafvordering voor deze verdenking geen voldoende redelijk vermoeden van schuld aanwezig.

De zaaksofficier wees de Hoofdcommissaris er op dat vrij snel na het vinden van het lijk van het slachtoffer zowel hij alsmede de Rechter-Commissaris mr. W.G.F. Borgerhoff Mulder ten spoedigste op de plaats delict zijn verschenen. Het onderzoek werd voortvarend opgepakt en zowel de zaaksofficier als de Rechter-Commissaris werden gedurende het onderzoek op de hoogte gehouden door de commissaris die eerder aan het onderzoeksteam was verbonden. De zaaksofficier schreef in zijn brief dat hij op de hoogte was van de onderzoeken die werden uitgevoerd in zowel Den Haag en Numansdorp. Hem was zelfs bekend dat wellicht opgeschoten jongens uit Numansdorp wellicht iets met de zaak te maken zouden kunnen hebben. De commissaris die aan het team verbonden was, werd in verband met vakantie, tijdelijk vervangen door een hoofdinspecteur van politie. Deze meldde de officier van justitie dat deze onderzoeken helemaal niks hadden opgeleverd. Op basis van deze informatie heeft de zaaksofficier dan ook de Rechter-Commissaris verzocht om het gerechtelijk vooronderzoek maar te sluiten. Deze nam het verzoek over en sloot het onderzoek naar de dood van Greta Groen officieel op 16 januari 1939.

De zaaksofficier gaat verder in zijn brief en laat de Hoofdcommissaris weten dat ondanks deze beslissing de Hoofdcommissaris verder is gegaan met het onderzoek, zonder daarbij hem en de Rechter-Commissaris daarover te informeren. De Hoofdcommissaris kreeg het verwijt dat hij rechercheur Boender aan de zaak had gezet, een rechercheur die van het hele onderzoek niks wist en ook geen kennis had van wat er in het gerechtelijk onderzoek allemaal had plaatsgevonden. De woorden vlamden van het briefpapier af. In alles kon je opmaken dat de zaaksofficier niet gediend was van de actie van de Hoofdcommissaris. Hij vervolgde zijn brief met de mededeling dat hij zich afvroeg of rechercheur Boender wel de juiste persoon was om dit te onderzoeken. Aan zijn geschiktheid werd ernstig door de zaaksofficier getwijfeld. Het onderzoek van de Hoofdcommissaris strekte zich uit tussen 10 december 1938 en 20 januari 1939 en betrof het verhoren van familie en andere getuigen. Allemaal personen die reeds onder leiding van de zaaksofficier waren gehoord en waar ook de Rechter-Commissaris een rol in had gespeeld tijdens het gerechtelijk vooronderzoek. Helemaal viel de zaaksofficier over het verhoren van een medicus, in dit geval de huisarts van de familie Groen. De Hoofdcommissaris was namelijk eerder gevallen over het feit dat een medicus was gehoord door een hoofdinspecteur en niet door een commissaris. Maar nu het zijn eigen onderzoek aangaat, koos hij in lagere rang uitgekozen rechercheur Boender. Iets wat voor de zaaksofficier dan ook tegenstrijdig was. Tenslotte kreeg de Hoofdcommissaris het verwijt dat Boender over was gegaan tot het aanhouden en overbrengen van mevrouw Groen, waarop de Hoofdcommissaris zelf mevrouw Groen nog zou hebben gehoord. En dit zonder enig overleg met hem als zaaksofficier en de Rechter-Commissaris.

Uit alles is op te maken dat mr. Blok furieus was. Hij schreef de Hoofdcommissaris dat het niet de omstandigheid is dat hij zich door deze wijze van handelen door de Hoofdcommissaris gegriefd is, dat hij de brief moet schrijven, maar dat hij hoopt daar boven te staan. Maar de zaaksofficier liet wel weten dat alles wat de Hoofdcommissaris had ondernomen in strijd was met de beginselen van het wetboek van Strafvordering en ook zijn houding ten opzichte van een Officier van Justitie en een Rechter-Commissaris. En het ergste vond de zaaksofficier nog dat het onderzoeksbelang was geschaad. De eerste twee punten wilde de Officier van Justitie wel laten voor wat het is. Maar betreffende het schaden van het onderzoeksbelang door de geringe waarde van het onderzoek door de rechercheur Boender kon hij het niet laten hier een oordeel over te vellen. Deze Boender had volgens de zaaksofficier totaal geen verstand van het verhoren van getuigen en deskundigen. De zaaksofficier wijst er nogmaals op dat het onderzoek door de Rechter-Commissaris dan ook ernstig zal worden geschaad door de activiteiten die in opdracht van de Hoofdcommissaris zijn verricht. De Officier van Justitie kon dan ook zijn goedkeuring niet geven. Sterker nog, de zaaksofficier geeft aan dat mogelijkheden in het onderzoek wellicht nu definitief onmogelijkheden zijn geworden. De zaaksofficier wrijft er bij de Hoofdcommissaris nog eens lichtjes in dat de onzedelijkheid van de moeder en het leugenachtige alsmede hysterische gedrag van de moeder al reeds bekend was bij de Officier van Justitie en de Rechter-Commissaris. Beiden hebben daartoe al lang en breed overleg gehad voor wat eventuele vervolgstappen, maar zagen geen reden om hier daadwerkelijk gevolg aan te geven. Na het verhoor door de Rechter-Commissaris zag deze geen reden om de moeder als schuldige aan te wijzen. Uit het dossier van rechercheur Boender volgt geen feit of een redelijk vermoeden van schuld. Overduidelijk stuurt de zaaksofficier er op dat de Hoofdcommissaris de zaak heeft verknald. De zaaksofficier sluit de brief af met de mogelijkheid dat er toch nog nieuwe feiten of omstandigheden zich voordoen, na overleg en in opdracht van de Rechter-Commissaris, dan is de zaaksofficier zeker bereid te overleggen met de Hoofdcommissaris. En natuurlijk streeft de zaaksofficier naar een goede samenwerking tussen de rechterlijke macht en de politie. Punt. De toon is gezet. De wrijving tussen de zaaksofficier en de Hoofdcommissaris zorgt er voor dat het onderzoek stopt. Het vuur is uit het onderzoek, het vuur is opgelaaid tussen politie en justitie. Een status-quo.

Maar de Hoofdcommissaris laat het er niet bij zitten. Wederom per brief voorziet hij de zaaksofficier mr. Blok van repliek. Hoofdcommissaris Van der Meij is ‘ten zeerste’ verbaasd over de verwondering van mr. Blok. Van der Meij gaat vol in de aanval in zijn brief en geeft de Officier van Justitie een veeg uit de pan. Hij schrijft dat de zaaksofficier moet weten dat naast een Gerechtelijk Vooronderzoek ook simultaan een opsporingsonderzoek kan lopen. En het verwijt dat het Openbaar Ministerie niet zou zijn geïnformeerd over het in opdracht van de Hoofdcommissaris uitgevoerde onderzoek door rechercheur Boender houdt ook geen stand. Officier van Justitie mr. Nysingh, collega van mr. Blok, is namelijk hoogstpersoonlijk geïnformeerd over het opsporingsonderzoek. En Nysingh persoonlijk heeft goedkeuring gegeven aan het uitvoeren van het nieuwe opsporingsonderzoek. De reden voor deze aanpak was dat de Hoofdcommissaris ontevreden was over het tot dan toe uitgevoerde recherchewerk. Van der Meij schrijft dat hij geen grond ziet voor de grieven die mr. Blok in zijn brief heeft geuit. Sterker nog, hij stelt dat hij en mr. Blok de opheldering van de dood van Greta Groen als prioriteit zien. Ook schrijft hij dat hij niet kan geloven dat de resultaten van het onderzoek door Boender al in het Gerechtelijk Vooronderzoek bekend waren.

Van der Meij gaat in zijn brief nog verder tegen de zaaksofficier in en stelt dat ondanks dat het Gerechtelijk Vooronderzoek is gesloten, hij de zaaksofficier nu al informeert dat het opsporingsonderzoek voortduurt en dat nieuwe gezichtspunten in deze zaak nog steeds mogelijk zijn. Hij legt ook aan de zaaksofficier voor dat mocht hij de verantwoordelijkheid willen nemen om het opsporingsonderzoek te stoppen, hij dit graag wil vernemen van mr. Blok. Van der Meij spreekt zijn verwachting uit dat mr. Blok echter ongetwijfeld zijn volledige steun zal geven om alle pogingen die leiden tot nieuwe aanwijzingen , nauwkeuring te onderzoeken, hoe klein ook. Als afsluiting vraagt hij om één van zijn medewerkers inzage te laten krijgen in het Gerechtelijk Vooronderzoek, om zo voortvarend door te kunnen gaan met het opsporingsonderzoek.

Op deze manier gingen de zaaksofficier en de Hoofdcommissaris met elkaar om. Met als resultaat dat politie en justitie niet meer kwamen tot een gedegen vervolgonderzoek. Na februari 1939 is geen letter meer door de Haagse politie en justitie op papier gezet over de moord op Greta Groen. De moord op Greta Groen raakt langzamerhand in de vergetelheid, zeker ook omdat de Tweede Wereldoorlog voor de deur stond en Nederland meer en meer in de ban raakte van het nationaal socialisme.

Hoofdcommissaris Van der Meij ontvangt uit het niets een brief van het Rijksopvoedingsgesticht voor Jongens in Doetinchem. Het Rijksopvoedingsgesticht, ook wel ‘De Kruisberg’ genoemd, was een instituut in het oosten van Nederland waar tientallen criminele c.q. moeilijk opvoedbare of zwakzinnige kinderen waren gesitueerd. De brief is gedagtekend op maandag 20 november 1939 en ondertekend door de directeur van het instituut. De zaak van Greta ligt dan al maanden op de plank zonder dat er enige beweging in zat. Bij de officiële brief zat een bijlage. Het betrof een getypt briefje in slecht Nederlands geschreven, afkomstig van een ‘regeringspupil’ genaamd Niesen. Het was een onsamenhangend verhaal over een bedreiging, over poeder en dat de vader van een jongen een moordenaar was. Men moest maar eens vragen aan de politie over de zaak van Greta Groen.

De directeur had naar aanleiding van het warrige briefje de zeventienjarige jongen Niesen ondervraagd. Hij was al sinds 11 oktober 1939 opgenomen en kwam uit Haags gezin. Niesen vertelde de directeur dat hij een man ontmoette die hij geheel niet kende. Deze man vroeg Niesen om de voordeur van een pand in de Molenslootstraat in de gaten te houden of er niemand binnen zou komen. Niesen kreeg hier een zakcentje voor. Hij had aan het verzoek voldaan en was op de hoek gaan staan met zicht op de voordeur. De onbekende man opende de voordeur met een sleutel en was het huis binnen gegaan. Niet lang daarna kwam de melkboer naar de voordeur, deed met de sleutel de voordeur open en ging ook naar binnen. De melkman vertrok en ook daarna verliet de onbekende man het huis. Nadat de onbekende man was vertrokken liep Niesen naar het betreffende huis en keek naar binnen. Hij zag dat de stoelen overhoop lagen en de tafel ondersteboven was gekeerd. Niesen bleek echter van de onbekende man helemaal geen zakcentje te hebben gekregen. De man was hard weggelopen over de Laakweg en daarna de Rijswijkseweg op. Later zag Niesen dat er veel mensen en politie voor het huis stonden en las hij over de moord op Greta Groen. Op een ander moment was hij nog naar het huis gegaan, maar zag dat dit inmiddels leeg was. Niesen heeft sindsdien nooit meer met iemand over de gebeurtenissen gesproken.   

Wel had hij de onbekende man nog een paar keer ontmoet. Hij had kennisgemaakt met ene ‘But’ die woonde in de Jacob Catsstraat in Den Haag. De oma van But woonde aan het Oranjeplein in een hofje. En daar zag hij een keer de voor hem onbekende man het hofje uitkomen. Het bleek de vader te zijn van But, want die zei: ”Kijk, dat is mijn vader!” Hij herkende Niesen en waarschuwde hem niets te vertellen aan anderen. Later zou Niesen de man ook nog zijn tegengekomen op het Slijkeinde, waar hij Niesen bedreigde met de woorden ‘zijn kop er af te slaan’ als hij iets zou vertellen dat hij die deur in de gaten moest houden. Kort daarop strandde ook de vriendschap met But en werd hij in elkaar geslagen. In de brief geeft de directeur aan dat hij het belangrijk genoeg vond om dit verhaal door te geven aan de Hoofdcommissaris, maar hij er wel bij vermeldde dat Niesen psychopathische trekken heeft een jongen is met een beperkt intellect. De directeur meldt dat Niesen ook aan hem heeft verteld dat But ingebroken zou hebben in een Uniewinkel, een winkelketen van Unilever. Een jaar na de moord in 1938 kan de politie in november 1939 aan de slag met een nieuwe aanwijzing.

In 1940 zit het de Haagse politie plotseling mee. Naast het onderzoek naar de tip over het verhaal van Niesen, krijgt de Hoofdcommissaris ook een bericht van de collega’s uit Nijmegen. Het dossier van de moord op Greta Groen is plotsklaps weer actueel.

Hoofdinspecteur van den Heuvel en rechercheur Weuring maken een proces verbaal op waarin ene Nicodemus Steenbergen uit Rotterdam en van beroep acteur als verdachte wordt aangemerkt. Collega’s uit Nijmegen bleken een belangrijke tipgever zover te hebben gekregen een verklaring af te leggen over deze uit Rotterdam afkomstige man. Deze tipgever verklaarde eerst over een andere zaak, maar kwam toen met zeer aannemelijke informatie over de mogelijke moordenaar van Greta Groen. In het onderzoek ontstond een samenwerking tussen de rechercheurs uit Den Haag en Nijmegen.

De Nijmeegse agent van politie Minnema verhoorde op vrijdag 12 januari 1940 in het hoofdbureau van politie in Nijmegen de zesentwintigjarige getuige Johanna. Samen met haar echtgenoot Johan bedrijft zij een sigarenwinkel in Nijmegen. Johanna verklaart over haar zus Barendina, die op haar beurt weer is getrouwd met Willy, artiest van beroep. In oktober 1938 hebben Willy en Barendina een tijdje gewoond bij haar zus Johanna. Willy had ook een broer genaamd Nicodemus, ook artiest en naar verluid aan lager wal geraakt. Begin oktober 1938 woonde Nicomedus aan de Rosseelstraat in Den Haag, op zeven minuten fietsen van het woonhuis van de familie Groen.

Johanna kon zich 12 oktober 1938 goed herinneren, want het was de eerste woensdag van de Nijmeegse kermis. Omstreeks 17:00 uur werd aangebeld, waarop na het openen van de voordeur haar zwager Nicodemus voor de deur stond. Nicodemus gedroeg zich schuw en angstig. Nicodemus vroeg of zijn broer Willy thuis was. Johanna liet hem binnen en uit het gesprek bleek dat hij vanuit Den Haag direct naar Nijmegen was gekomen. Omdat hij geen geld had voor de trein is hij al liftend per vrachtwagen op zijn bestemming gekomen. Wel gaf Nicodemus zijn schoonzuster Bernardina nog twee gulden en vijftig cent, die hij Barnardina en zijn broer Willy nog schuldig was.  Uiteindelijk is Nicodemus tot zondag 16 oktober 1938 gebleven.

Johanna las in het dagblad “De Gelderlander” het bericht over de mogelijk vermoorde Greta Groen. In het krantenartikel stond dat de dader vermoedelijk gewond is geraakt aan zijn rechterhand. Ook stond in het artikel dat uit de woning een bedrag van twee gulden en vijftig cent was weggenomen. Ogenblikkelijk moest Johanna denken aan de zwager van haar zus, Nicodemus. Hij beschikte immers niet over geld voor de reis, maar kon wel hetzelfde bedrag aflossen aan haar Bernardina en Willy. En ook was haar opgevallen dat hij wel heel veel zijn best deed om zijn rechterhand verborgen te houden. Bij elk gesprek hield Nicodemus zijn hand in zijn jas- of broekzak. Op zondag 16 oktober 1938 vertrok Nicodemus samen met haar zus Bernardina richting Roermond. Ook bij dit afscheid maakte Nicodemus gebruik van zijn linkerhand in plaats van zijn rechterhand. Samen met zijn angstige en zenuwachtige gedrag kwam bij Johanna het idee op dat hij wellicht iets te maken zou kunnen hebben met de dood van Greta Groen. Nu twintig maanden later, nadat Nicodemus bij hun over de vloer was geweest, kreeg Johanna toch wroeging. Ze had geen vrede met de situatie en ervoer haar kennis inmiddels als een last. Ook speelt mee dat haar zus Bernardina in scheiding lag met Willy, de broer van de mogelijke verdachte Nicodemus.

Rechercheur Minnema schreef in het proces verbaal nog uitgebreid het signalement op van Nicodemus: tweeëntwintig jaar, 1.75 lang, gladgeschoren gelaat, een grote enigszins kromme neus door ooit een boksstoot, donkerblond springend haar. Wat Johanna er zich van kan herinneren droeg Nicodemus op 12 oktober 1938 lage zwarte schoenen, een donkere broek en een overjas. Of er in de kleding een scheur zat kon Johanna zich niet herinneren.

Ruim een week later legde haar zus Bernardina een verklaring af bij de politie van Nijmegen. Zij gaf aan dat zij inmiddels gescheiden leefde van Willy, die in Den Haag was gaan wonen. Zij onderschreef het verhaal van haar zus Johanna over het tijdelijk verblijf van haarzelf, haar man Willy en haar zwager Nicodemus in Nijmegen. Ook zij verklaarde dat Nicodemus zich angstig en schuw gedroeg. Ook zag zij dat zijn rechterhand kennelijk was verwond, omdat zijn hand was verbonden. Het verband was overduidelijk niet door een arts of verpleegkundige aangebracht, want hiervoor zat het te nonchalant om zijn hand. Nicodemus had tegen haar en zijn broer Willy gezegd dat hij omstreeks 12:00 uur was vertrokken uit Den Haag. Hij was inderdaad al liftend per vrachtwagen in Nijmegen terecht gekomen. Bernardina bevestigde tegenover de recherche dat zij twee gulden en vijftig cent had ontvangen van Nicodemus. Omdat Bernardina wel wist hoe hij in elkaar zat, vertrouwde zij het verhaal van hem niet. Ook zij was inmiddels bekend met het krantenartikel over Greta Groen.

De politie heeft eindelijk een verdachte. De twee zussen hadden al tegen elkaar gezegd dat hij wel eens heel goed de moordenaar van Greta Groen zou kunnen zijn. Alles wat in het krantenartikel stond kwam overeen met de omstandigheden van Nicodemus. Ook de man van Bernardina, Johan, was inmiddels overtuigd van het feit dat Nicodemus wel eens de dader zou kunnen zijn. Zouden zij dan tijdelijk samen met een moordenaar in huis hebben geleefd?

Willy heeft het krantenartikel nog aan zijn broer Nicodemus voorgelegd, maar die reageerde niet of nauwelijks en zei alleen dat het dicht in de buurt was gebeurd waar hij woonde. Inmiddels bleek Nicodemus ook alweer waardepapieren te hebben ontvreemd van zijn broer en schoonzus. Nicodemus werd dan ook gevraagd om het huis te verlaten op die bewuste zondag. Voordat Nicodemus het huis zou verlaten hebben ook de twee zussen hem nog gevraagd over de moord in Den Haag. Hij wilde daar niet over praten. Hij zei vervolgens niets en brak toen wel in huilen uit. Op de vraag of hij haar had vermoord, zou Nicodemus gevraagd hebben dat het tussen hun moest blijven. De afspraak tussen de zussen en Nicodemus was gemaakt: er zou niet meer over worden gesproken. De zussen verklaarden nu wel bang geworden te zijn, omdat ze niet wilden dat hij er achter zou komen dat zij naar de politie zijn gestapt. Nicodemus verkeerde in de onderwereld van Rotterdam en zou volgens de zussen tot alles toe in staat zijn. De recherche kon aan de slag. Na uren lang de zussen te hebben verhoord, stond eindelijk alles op papier.

Op 24 januari 1940 was het dan zover. Om 11:55 uur werd Nicodemus Steenbergen aangehouden in zijn woning in Schiebroek, alwaar hij inmiddels verbleef. Voordat hij werd verhoord door de recherche, werd eerst een confrontatie uitgevoerd met getuige Hage. De getuige die verklaarde een lifter mee te hebben genomen vanuit Den Haag richting Rotterdam in zijn vrachtwagen. Het signalement wat Hage had omschreven kwam overeen met het signalement van Nicodemus. Nicodemus moest plaats nemen tussen vijf andere personen, waarna getuige Hage de mogelijkheid kreeg om de lifter aan te wijzen. Eerst wees Hage een andere persoon aan uit het rijtje (die er niks mee te maken had), later verklaarde hij dat Nicodemus toch wel heel veel leek op de lifter. Sterker nog, gelijk aan twee druppels water. Het enige verschil was dat de lifter zwart haar had en Nicodemus niet. Geen 100% herkenning dus door een belangrijke getuige.

Het zal toch niet zo zijn dat de recherche veel tijd en moeite had besteed aan een keurig proces verbaal en dat Nicodemus ondanks alle verklaringen niet de dader zou zijn. De recherche ging over tot het horen van Nicodemus. 

Nicodemus vertelde tijdens het verhoor over zijn privéleven, waaronder dat hij gescheiden leefde van de moeder (Jacoba) van zijn kind. Verder verklaarde hij dat hij in Den Haag inwoonde bij zijn moeder, hij niet bekend is met de Molenslootstraat, hij een ander reisverslag deed hoe hij in Nijmegen terecht was gekomen en hij voordat hij bij zijn broer in Nijmegen arriveerde in Arnhem verbleef. Zijn moeder had voor het eerste deel van de reis voor een buskaartje gezorgd. Ook verklaarde Nicodemus geen verwonding te hebben gehad aan zijn hand en niet in het bezit te zijn van kleding die getuigen hebben omschreven. De recherche toonde hem nog een foto van Greta Groen, maar hij herkende haar niet. Als laatste verklaarde hij dat hij nog nooit met iemand over de moord heeft gesproken.

Een dag later sprak de recherche met zijn voormalige echtgenote Jacoba. Zij gaf een beeld dat zij nooit van hem heeft gehouden en het huwelijk voortkwam uit het feit dat zij zwanger van hem raakte. Op de vraag van de recherche of Nicodemus wel eens zwart haar heeft gehad, antwoordde zij dat Nicodemus altijd blond haar heeft gehad. Ook ontkende zij dat hij aan zijn neus gewond is geraakt door het boksen, iets wat hij gedurende de huwelijksperiode veel beoefende. En de recherche vroeg haar nog of Nicodemus in staat was iets uit te voeren met een meisje als Greta Groen, maar Jacoba vond hem maar lamlendig en zeker niet in staat om een meisje zoiets aan te doen.

De recherche begon met iets, maar lijkt te eindigen met niets. De confrontatie met de getuige en de verhoren van Nicodemus en zijn ex-vrouw leverden niets op waardevols op. Eerst waren het de rechercheurs die een poging hadden gedaan, maar kennelijk werd hoofdinspecteur Marinus Johannes van den Heuvel naar voren geschoven om het tweede verhoor te doen met Nicodemus Steenbergen. Vermoedelijk in die tijd al een beruchte en gerespecteerde politieman, aangezien hij in mei 1941 werd gepromoveerd tot commissaris van politie. Zou deze topverhoorder dan Nicodemus zijn geheimen kunnen ontfutselen?

Nicodemus vertelt over zijn leven als acteur. Hij ontkent ten stelligste dat hij op 12 oktober 1938 in Nijmegen is geweest om zijn broer te bezoeken. Alles wat over hem is verklaard ontkent hij en Nicodemus geeft zelfs aan de zus van zijn schoonzus Bernardina niet goed te kennen. Nicodemus geeft aan dat hij pas na de Nijmeegse kermis bij zijn broer is langs geweest. Toen heeft hij wel degelijk zijn broer geld gegeven, wat hun moeder nog schuldig was. Ook herhaalt hij meerdere malen dat hij Greta Groen niet kent. Ook ontkent Nicodemus een krantenartikel samen met de zussen te hebben bekeken of over de moord te hebben gesproken. En van diefstal in het huis was al helemaal geen sprake. Alles wat over hem is verklaard is gelogen.

Ook de kennelijke topverhoorder binnen de politie kreeg uit Nicodemus niet het gewenste antwoord, namelijk dat hij inderdaad Greta Groen heeft vermoord.

De recherche ging toch nog maar eens het gesprek aan met de broer van Nicodemus, Willy Steenbergen. Hij was stellig in het feit dat Nicodemus wel degelijk op woensdag 12 oktober 1938 omstreeks 15:00 uur bij zijn woning was. Hij kon zich niet herinneren dat Nicodemus een verwonding had en hij verklaarde dat Nicodemus hele andere kleding aan had dan wat getuigen hadden gezien. Ook klopt dat hij het geld heeft ontvangen van zijn broer, als terugbetaling van een schuld van hun moeder. Ook kon Willy zich niet herinneren dat hij uitgebreid had gesproken met zijn broer over de moord in Den Haag. Nicodemus was naar Nijmegen gekomen om te praten over een eventuele samenwerking en het oprichten van een toneelgezelschap.

Ondertussen had Nicodemus Steenbergen na zijn verhoor door de hoofdinspecteur in de bewaarplaats gezegd dat hij zich had vergist. Hij was niet 19 oktober 1938 naar zijn broer gegaan vanuit Den Haag, maar inderdaad woensdag 12 oktober 1938.

Voor het onderzoeksteam wordt het er allemaal niet duidelijker op. Moeder Groen die maar deels de waarheid spreekt en nu ook een mogelijke verdachte die een vreemde verklaring aflegt. Het levert de politie veel werk op om de verklaringen te controleren op wat wel en wat niet waar is.

Op vrijdag 26 januari 1940 was het rond het vriespunt. Rechercheur Weuring bevond zich in het bureau van politie aan de Javastraat 18 in Den Haag. Het onderzoeksteam had besloten een confrontatie in persoon te doen tussen een getuige en Nicodemus Steenbergen, die nog steeds in de bewaarplaats aan het politiebureau zat. Het plan was om Nicodemus tussen acht rechercheurs te zetten en vervolgens de getuige een poging te laten doen om hem te herkennen. De getuige werd vervolgens door Weuring opgehaald uit de wachtruimte en samen liepen zij de kamer in waar inmiddels Nicodemus plaats had genomen tussen de rechercheurs. Nadat de getuige een blik had geworpen op het rijtje mannen, liep zij recht op Nicodemus af met de mededeling dat ‘hij er veel mee overeen kwam’. Verder verklaarde deze getuige dat de man die zij had aangewezen, veel overeenkomt met de man die tussen acht uur en halftien op de hoek van de Molenslootstraat en de 1e Laakdwarsweg had gestaan. Precies op de hoek waar de woning van de getuige is gelegen. Het signalement komt overeen, met uitzondering de haarstijl en de kleur van het gezicht. De man op de hoek van de straat had zwart achterover gekamd haar en een bleker gezicht. Verder had de getuige in een eerdere verklaring de man al omschreven als: vierentwintig tot zesentwintig jaar, 1.70 meter lang, achterovergekamd zwart haar, brede mond, tenger postuur, een blauwe regenjas. Toch durfde de getuige niet met zekerheid te zeggen dat de man die zij heeft aangewezen ook daadwerkelijk de man is die op de hoek van de straat stond.

Nicodemus kwam ook nog met een andere mededeling om zijn onschuld aan te tonen. Hij zou namelijk met zijn moeder op de bewuste woensdag twaalf oktober 1938, de dag van de dood van Greta, samen met zijn moeder naar Maatschappelijk Hulpbetoon aan de Laan in Den Haag te zijn geweest. Dit om de uitkering die contant werd uitbetaald op te halen. Ook dit is de recherche gaan controleren, want dit zou betekenen dat Nicodemus helemaal niet in de buurt van Greta kon zijn geweest die bewuste ochtend. Bij controle bij de uitkeringsinstantie bleek Nicodemus niet de twaalfde, maar een dag ervoor samen met zijn moeder de uitkering te hebben opgehaald. En dus is hij ook niet met zijn moeder naar het busplatform gelopen, alwaar hij afscheid van haar zou hebben genomen om vervolgens de bus te nemen. Het lijkt er op dat de politie nu toch wel heel serieus een verdachte in beeld heeft voor de moord op Greta Groen.

Het werd voor rechercheur Weuring tijd om een aantal dagen later een bezoekje te brengen aan de in Schiebroek wonende moeder van Nicodemus. Zij geeft aan rond de tijd van de dood van Greta inderdaad in Den Haag te hebben gewoond, waarbij Nicodemus medio juli 1938 na zijn scheiding bij haar is komen wonen. Moeder Steenbergen verklaart dat zij op maandag 11 oktober 1938 inderdaad haar uitkering heeft opgehaald met Nicodemus. Daarna hebben zij een kop koffie gedronken en heeft zij afscheid van hem genomen toen de bus richting Nijmegen vertrok. Nicodemus is een week weggebleven van huis en kwam de opvolgende maandag weer thuis. Ook verklaarde ze dat Nicodemus bij terugkomst geen gekleurd zwart haar had en ook geen wond had aan zijn hand.

Ook is de recherche nog in contact gekomen met een oude werkgever van Nicodemus. Deze was kort en kracht. Nicodemus was werkzaam in het café van de getuige, maar had in de tijd dat hij daar werkte gestolen en zijn werkgever bedrogen. Zijn oude werkgever vond Nicodemus onbetrouwbaar. De oude werkgever kon zich niet herinneren Nicodemus ooit in een blauwe jas te hebben gezien.

Ook ging de recherche nog na hoe Nicodemus uiteindelijk van Nijmegen naar Den Haag is teruggekomen. Het blijkt dat hij met een vrachtwagen richting Rotterdam is meegereden. De eigenaar van het transportbedrijf was een kennis van de broer van Nicodemus. Deze kennis verklaarde dat hij dacht dat Nicodemus gekleed was in een blauwe jas, echter de chauffeur van de vrachtwagen kon zich niets herinneren. Ook een oude vriend van Nicodemus werd verhoord, en ook hij was kort en krachtig over Nicodemus: een grote fantast. De politie had het geloof reeds verloren dat Nicodemus iets met de zaak te maken zou hebben en werd uiteindelijk vrijgelaten. Nicodemus zelf overleed in 1960 uiteindelijk in Den Haag op drieënveertig jarige leeftijd.

De Haagse politie had nog wel een ander onderzoek lopen, maar het onderzoek naar de vreemde brief van Niesen leverde niks op. De burgemeester van Doetinchem, waar ook het Rijksinstituut was gevestigd waar Niesen verbleef, bemoeide zich nog even met het dossier. Echter op 26 augustus 1940, toen Nederland al lang en breed onder bewind stond van de nazi’s, schreef de plaatsvervangend Hoofdcommissaris van politie namens Van der Meij dat de brief van de directeur van het Rijksinstituut geborgen kon worden in het dossier van Greta Groen. Als toelichting werd vermeld dat de enigszins anonieme brief van ‘ene Jan Niese’ geen enkele aanwijzing bevatte. De politie heeft wel gekeken naar de aanwijzingen, maar met dit simpele briefje werd vermeld dat ‘anonymus’ fantaseert. En daarmee was ook de laatste aanwijzing naar een vermoedelijke dader ten einde gekomen.

Zo belandde het dossier van Greta Groen in het archief.

Hoofdcommissaris Van der Meij was gedurende het gehele onderzoek wellicht de stuwende kracht om tot een oplossing te komen in het onderzoek. Alleen hij werd in zijn jacht op de dader gestopt door de bezetter. Kort nadat de laatste aanwijzing geborgen werd in het archief van de moord op Greta Groen, ontstonden er in Den Haag rellen tussen leden van de nazistische Jeugdstorm en de Haagse politie. Eén van de leden van de Jeugdstorm, NSB’er Peter Ton, vond de dood door vermoedelijk een politiekogel. De nazileiding stelden Hoofdcommissaris Van der Meij aansprakelijk voor de rellen en de dood van een naziaanhanger. Hij werd op staande voet ontslagen. En daarmee verdween ook wellicht de inspirator tot een oplossing van de moord op Greta Groen van het toneel.

Moeder Neeltje Groen overleed op drieëntachtigjarige leeftijd in Den Haag. Zes jaar later overleed vader Jaap Groen op vijfennegentigjarige leeftijd ook in Den Haag. Lena Groen, de oudere zus van Greta, huwde haar Joop en zij overleed uiteindelijk op zevenentachtigjarige leeftijd in Delft. En de jongste telg van de familie, Betsy, overleed op zevenenzeventig jarige leeftijd in Emmen. De vraag blijft altijd of de familie Groen heeft geleden onder het verschrikkelijke familiegeheim dat moeder Groen haar eigen dochter heeft omgebracht. Of is een minnaar van moeder Groen, een bekende van de familie of toch een wildvreemde toch verantwoordelijk geweest voor de dood van Greta. Zelfmoord bleek door de specialisten in ieder geval te zijn uitgesloten. De vraag wie de moord heeft gepleegd is tot op heden nog onbeantwoord.

De zaak Greta Groen: de moord op het meisje uit Den Haag van voor de oorlog.

Populaire posts van deze blog

Kindervermissingen. Doodverklaard. Michelle Willard en anderen. Na 40 jaar toch gevonden.

Om eerst maar een voorbeeld te pakken. In 1985 verdwijnt de dan bijna 3 jaar oude Haagse peuter Michelle Willard spoorloos. Ze zou verkocht zijn, door haar vader nog wel. Vader Dick Willard heeft tegen zijn broer gezegd dat ze in goede handen is en in Spanje zou verblijven. Michelle zelf zou haar nieuwe identiteit zelf niet weten, zo verklaarde Dick. Hij zou haar onder een andere identiteit hebben verkocht. Vader Dick had alles zelf geregeld en Michelle zelf ook weggebracht. De exacte omstandigheden hoe Michelle is verdwenen is nooit bekend geworden. Vader Dick Willard wordt in 1991 vermoord en neemt vele geheimen mee zijn graf in. Michelle heeft nog familie en dat biedt theoretische gezien nog kansen. Zelfs na bijna 40 jaar. In Houston Texas verdween in 1981 een baby onder de naam 'Holly' onder bizarre omstandigheden. Haar beide ouders werden vermoord en de moordzaak is tot op heden nog niet opgelost. Maar het bijzondere is dat hun baby Holly niet op de plaats delict werd aang

UPDATE Cold case Germa van den Boom uit 1984.

UPDATE 21-04-2023 Op 20 oktober 2022 bracht de Peter R. de Vries Foundation de vermissingszaak van Germa van den Boom opnieuw onder de aandacht. Een beloning van een kwart miljoen euro werd uitgeloofd voor de tip die leidt naar de vondst van Germa. De deadline van zes maanden is voorbij en vanaf vandaag kan er geen aanspraak meer gemaakt worden op de beloning bij het aanbrengen van een nieuwe tip.  Het afgelopen half jaar zijn er rond de 275 tips binnengekomen bij de Foundation. Deze zijn allemaal zorgvuldig bekeken en (anoniem) doorgestuurd aan het cold caseteam van politie Eenheid Zeeland-West-Brabant. Het team is momenteel nog steeds bezig met de laatste tips uit te rechercheren. Het kwart miljoen euro blijft dan ook beschikbaar voor de gouden tip tot dat het cold caseteam alle tips die tot en met 20 april 2023 bij de Peter R. de Vries Foundation zijn binnengekomen heeft onderzocht. Wij verwachten dat we binnen enkele maanden bekend kunnen maken hoe dit onderzoek is afgerond.  Ondan

UPDATE: Hoge Raad doet uitspraak over onjuiste tekst bij beëdiging. Geen gevolgen zaak Nicky Verstappen.

Geen gevolgen voor opgeloste (lopende) cold casezaken. Het gebruik van een onjuiste tekst bij de beëdiging van een aantal raadsheren en raadsheren-plaatsvervanger in het gerechtshof ’s-Hertogenbosch leidt niet tot vernietiging van de uitspraken in de zaken die deze raadsheren (mee) hebben behandeld en beslist. Dat heeft de Hoge Raad vandaag geoordeeld n.a.v. twee vorderingen tot cassatie in het belang der wet; één in een strafzaak en één in een belastingzaak. Bekijk hier de uitspraak van de Hoge Raad ----------------------------------------- PG bij de Hoge Raad: het gebruik van een onjuiste tekst bij beëdigingen in het hof ‘s-Hertogenbosch hoeft niet te leiden tot vernietiging van uitspraken Conclusie PG Het gebruik van de onjuiste tekst bij de beëdigingen hoeft volgens de PG niet te leiden tot vernietiging van uitspraken in zaken die door deze raadsheren (mee) zijn behandeld en beslist. Dit legt hij in zijn vorderingen als volgt uit. Een beëdiging van een rechter of raadsheer heeft me