Een cold case dossier: Inzage, kennisnemen en verstrekken van dossiers in onopgeloste zaken. Rechten slachtoffers en nabestaanden.
Voor de wetenschap en wetgevende instanties ligt er nog een uitdaging als het gaat om de vastgestelde definitie van "cold case". Voorlopig wordt uitgegaan van de huidige definitie: "een onopgeloste zaak in de vorm van een kapitaal delict, waarbij eerder opsporingsonderzoek niet heeft geleid tot opheldering van de zaak." Voor onopgeloste zaken geldt dat er geen actief onderzoek meer wordt uitgevoerd, de Officier van Justitie het opsporingsonderzoek heeft afgesloten en de zaak alleen nog geopend wordt als er zich een novum openbaart. Het zal echter "hard" bewijs moeten zijn voordat het Openbaar Ministerie weer aan de slag gaat met de zaak. Daarmee is een contradictie blootgelegd. Zolang justitie en politie er niets meer mee doen, verstrijken de jaren, overlijden mogelijke getuigen, gaan rechercheurs met pensioen en zullen dossiers en stukken van overtuiging in de meest donkere archieven geraken. De enige wijze om de zaak weer actueel te krijgen is aandacht.
De aandacht kan bestaan uit de betrokkenheid van nabestaanden, hun advocaten, ingeschakelde misdaadjournalisten en particulier onderzoekers. Alleen het Openbaar Ministerie en de Nationale Politie voeren een weinig empathisch en transparant beleid om dit soort onopgeloste zaken weer actueel te krijgen. Binnen justitie en politie is men er van overtuigd dat echt alleen officieren van justitie en cold caserechercheurs de zaak nog op kunnen lossen. Empirische en wetenschappelijke onderzoeken hebben allang aangetoond dat burgerparticipatie een enorme bijdrage heeft bij het heractiveren van de cold cases.
Hier ligt een primaire taak voor de Officier van Justitie: namelijk meewerken met het vrijgeven van informatie uit het cold case dossier. Een gelijke rol ligt er voor de advocaten, die namens de nabestaanden een vertegenwoordigende rol hebben bij de aanpak van de cold case. Advocaten zullen de nabestaanden meer uitleg moeten geven over de mogelijkheden tot het verkrijgen van informatie uit het dossier. Ook zal het Openbaar Ministerie meer meewerkend moeten zijn bij de inzet van misdaadjournalisten en particulier onderzoekers die door nabestaanden worden benaderd en zelfs gevraagd worden om hen te vertegenwoordigen.
De vraag is dan ook: hoe kunnen partijen kennis nemen van een cold case dossier, ofwel in juridische termen het kennisnemen van (proces)stukken?
In 2011 bracht het Wetenschappelijk Bureau van het Openbaar Ministerie (WBOM) een toelichting uit over het recht van het slachtoffer op kennisneming en afschrift van de processtukken. Grond voor het opzetten van een toelichting was het verzoek van nabestaanden van een slachtoffer om kennisneming en een afschrift te krijgen van het dossier op basis van artikel 51 van het wetboek van Strafvordering. Het WBOM is een onderzoek gestart wat nu precies de reikwijdte was van het verstrekken van processtukken, onder andere in cold cases. In Nederland wordt het strafproces gevoerd aan de hand van het procesdossier. In het procesdossier zitten processtukken. Processtukken behoren in het procesdossier te zitten opdat alle volwaardige deelnemers aan het strafproces inzicht kunnen krijgen in de wijze waarop het proces zich heeft ontwikkeld. Het WBOM heeft zich gebogen over de definities van het procesdossier en processtukken. Duidelijk is dat als uitgangspunt geldt dat het alle stukken zijn die redelijkerwijs van belang kunnen zijn tijdens een gerechtszitting al vanaf het begin van het opsporingsonderzoek. Ook politiejournaals- en stukken zouden tot de processtukken moeten behoren.
Hoe zit het dan met een cold case waar geen opsporingsonderzoek meer wordt verricht en nog niemand na het opsporingsonderzoek is veroordeeld? In zulke zaken is het opsporingsonderzoek, zo niet formeel, dan toch in ieder geval feitelijk afgesloten. In de eerste plaats is er in zo'n geval geen verdediging wegens het ontbreken van een verdachte die kan aanvoeren dat bepaalde stukken die zich niet in het procesdossier bevinden, omdat ze in beginsel geen processtukken zijn (zoals politiejournaals- en aantekeningen) in verband met een door haar gevoerd verweer alsnog alsnog als processtukken moeten worden beschouwd. In een afgesloten onderzoek kunnen stukken die in beginsel geen processtukken zijn, dat ook niet meer worden. Een verzoek tot kennisname kan daarin niets veranderen.
Ten tweede kan, wanneer het opsporingsonderzoek zo niet formeel, dan toch in ieder geval feitelijk is afgesloten, worden gezegd dat het Openbaar Ministerie een beslissing tot "niet vervolgen of niet verdere vervolging" in de zin van artikel 12 strafvordering heeft genomen. Vervolgens kan bij een cold case worden gesteld dat het onderzoek is vastgelopen en geen verdachte heeft opgeleverd, de voorwaarde waaronder bij zware misdrijven, slachtoffers en nabestaanden een verzoek tot review in kunnen dienen. Indien slachtoffers en nabestaanden een dergelijk verzoek indienen dan kunnen zij ook belang hebben bij de kennisneming van de processtukken. Afsluitend wordt door het WBOM in 2011 gesteld dat wanneer het opsporingsonderzoek is afgesloten, weigering van een verzoek tot kennisneming van de processtukken op grond van het belang van het onderzoek in beginsel niet meer aan de orde is.
Het WBOM gaat in 2012 verder met een schets rond de Wet herziening regels betreffende de processtukken in strafzaken. Zo wordt ingegaan over de opname van het begrip "processtukken" in de wetgeving en het relevantiecriterium: het opnemen van stukken in het procesdossier draait om de relevantie van de stukken voor de zaak. Verder geeft het WBOM aan dat de Officier van Justitie verantwoordelijk is voor de samenstelling van het procesdossier tijdens het opsporingsonderzoek.
In januari 2016 komt het WBOM met een Handreiking Wet herziening regels betreffende de processtukken in strafzaken. In de handreiking wordt uitgebreid beschreven waar regels en bevoegdheden liggen rond het onder andere verstrekken van processtukken. Zo wordt ook het onderscheid beschreven tussen kennisneming en verstrekking. Ook worden een aantal alinea's besteed over de kennisneming en toevoeging van processtukken door slachtoffers. Het WBOM gaat kort in op de vraag waar het recht op het kennisnemen van stukken voor benadeelden is geregeld. Het WBOM verwijst naar artikel 51d van het wetboek van Strafvordering en stelt dat dit artikel regelt het recht op het kennisnemen van stukken door de nabestaanden van het slachtoffer en de erfgenamen van de overleden benadeelde partij. In dat artikel worden de bepalingen van artikel 51b van het wetboek van Strafvordering overeenkomstig gesteld. Er bestaat geen regeling voor de nog levende benadeelde partij, anders dan de regeling voor slachtoffers. De rechten van slachtoffers en nabestaanden worden derhalve bij wet gelijk getrokken.
In 2020 volgt in het kader van de Landelijke Portefeuille Slachtofferrechten een "Handvest voor kennisname processtukken aan slachtoffers op grond van artikel 51b van het wetboek van Strafvordering". Niet moet worden vergeten dat het recht van slachtoffers genoemd in dit artikel gelijk staat aan de rechten van nabestaanden, zoals dit staat beschreven in artikel 51d als voornoemd. De wetgever heeft bedacht dat slachtoffers en nabestaanden kennelijk dezelfde rechtsbescherming dienen te krijgen.
De aanleiding voor het Handvest wordt beschreven als dat het verstrekken van stukken een fundamenteel onderdeel van de positie van het slachtoffer (en dus ook de nabestaande) is in het strafproces. Het blijkt dat Officieren van Justitie steeds vaker te maken krijgen met verzoeken van het slachtoffer (en dus ook de nabestaande) om het inzien of het verkrijgen van processtukken of het gehele strafdossier, inclusief privacygevoelige informatie van derden of stukken zoals het persoonlijkheidsonderzoek van een verdachte. Het Handvest moet professionals helpen bij de beoordeling van dergelijke verzoeken, en beoogt eveneens een eenduidige landelijke werkwijze uit te zetten, zodat slachtoffers zoveel als mogelijk gelijk behandeld worden door het Openbaar Ministerie.
Het recht op kennisname van processtukken houdt in de regeling verband met het belang dat slachtoffers/nabestaanden hebben in het strafrechtelijke onderzoek. De hoofdregel is kennisneming door afschriftverstrekking. Slechts als een van de wettelijke weigeringsgronden in de weg staat aan de afschriftverstrekking mag worden volstaan met het verlenen van inzage. De regeling ziet uitsluitend op de behartiging van het slachtoffer (en daarmee ook de nabestaande) toe met strafvorderlijke doeleinden, in het bijzonder de verwezenlijking van de rechten van het slachtoffer (en daarmee ook de nabestaande) als procesdeelnemer in het strafproces.
In het kader van rouw- en traumaverwerking kunnen stukken voor nabestaanden ook relevant zijn (verwijzend naar artikel 13 jo 144 Wet op de rechterlijke organisatie). Om kennis te laten nemen van processtukken kan de Officier van Justitie besluiten om zijn geheimhouding te doorbreken. In dat geval kan de Officier van Justitie het verzoek om kennisneming in het kader van de rouw- en traumaverwerking inwilligen voor zover dat noodzakelijk is in het kader van een goede taakuitvoering.
In de praktijk vragen slachtoffers en / of advocaten om een afschrift van het gehele procesdossier, maar lichten daarbij het belang dat met de verstrekking is gediend onvoldoende toe. In zijn algemeenheid wordt verwezen naar Richtlijn Minimumnormen of artikel 51 b of d van het wetboek van Strafvordering en / of de verruiming van het spreekrecht, maar een specifieke onderbouwing wordt vaak gemist. Om kennis te mogen nemen van de stukken is relevant of het slachtoffer of de nabestaande er belang bij heeft. Uitgangspunt van de wet is dat de Officier van Justitie de bevoegde autoriteit is die hierover beslist. De Officier van Justitie bepaalt aan de hand van het verzoek van het slachtoffer of de nabestaande welke processtukken van belang zijn. Het is daarom belangrijk dat het verzoek goed is onderbouwd. Op basis van het doel van het verzoek, kan de Officier van Justitie bepalen welke stukken in aanmerking komen voor kennisname. Tijdens het onderzoek ter terechtzitting beslist de rechter, bij wie het onderzoek loopt, over het verzoek. Van belang is dat het Openbaar Ministerie hier een adviesrol krijgt, en door de rechter op de hoogte moet worden gesteld van het verzoek tot kennisname.
Slachtoffers, nabestaanden en / of advocaten geven ook vaak aan dat ze niet weten welke stukken er in het strafdossier zitten en dus ook geen gerichte stukken kunnen opvragen. Echter, het verzoek hoeft niet te zijn gericht op specifieke stukken, zolang het belang van het slachtoffer of de nabestaande (met andere woorden het doel van het verzoek) maar duidelijk wordt gemotiveerd. De Officier van Justitie moeten dus ook actief uitvragen om een specifieke motivatie van het belang / doel dat gediend moet worden met de inzage of verstrekking. Dit is ook in het belang van het slachtoffer of de nabestaande omdat dan beter en sneller aan de gerichte vraag van het slachtoffer of de nabestaande tegemoet kan worden gekomen. Ook voorkomt dit het te ruimhartig verstrekken van informatie door de Officier van Justitie. De verantwoordelijkheid ligt bij de Officier van Justitie om maatwerk te leveren.
Kennisname van stukken die voor het slachtoffer of nabestaande van belang zijn, betreffen onder meer stukken die relevant kunnen zijn voor voeging als benadeelde partij of als bewijselementen aan te voeren. In het kader van rouw- en traumaverwerking kunnen stukken voor nabestaanden ook ook relevant zijn en kan kennisname mogelijk zijn gelet op artikel 13 jo 144 Wet op de rechterlijke organisatie. Verder kan kennisname van belang zijn ter voorkoming van secundaire victimisatie. Slachtoffers kunnen hiermee voorbereid zijn op hetgeen ter terechtzitting aan de orde kan komen, zoals bijvoorbeeld verweren die door de verdediging naar voren worden gebracht.
Uit het arrest van het Hof (ECLI:NL:GHDHA:2018:3315) volgt dat volgens de Slachtofferrichtlijn een slachtoffer (en daarmee dus ook de nabestaande) recht heeft op een actieve deelname aan het strafproces. Dit betekent onder meer dat er bewijselementen aangevoerd kunnen worden op basis van artikel 51b en d van het wetboek van Strafvordering. Hierdoor kan kennisname van het strafdossier van belang zijn.
Ook wordt beschreven de omstandigheid als er een beroep wordt gedaan voor het opvragen van stukken in het kader van een procedure via artikel 12 van het wetboek van Strafvordering. Op grond van artikel 51b van het wetboek van Strafvordering bestaat er geen mogelijkheid voor het slachtoffer (en daarmee ook de nabestaande) om kennis te nemen van stukken voor het doen van een artikel-12 beklag. Als slachtoffers (en daarmee ook de nabestaande) verzoeken om kennisname van stukken in verband met een voorgenomen artikel 12-klacht, dan kan de Officier van Justitie in eerste instantie een nadere uitleg op het sepot worden gegeven. Het slachtoffer of de nabestaande kan op zijn verzoek "voldoende informatie" ontvangen om te beslissen of er beklag kan volgen bij het gerechtshof. Voldoende informatie is dan in ieder geval de beslissing om af te zien van een opsporingsonderzoek of het beëindigen daarvan of het niet vervolgen van een strafbaar feit, alsmede "ten minste" de motivering of samenvatting van de motivering van de betrokken beslissing. Als het slachtoffer of de nabestaande daarna nog kennis wil nemen van het procesdossier / strafvorderlijke gegevens, dan kan worden georganiseerd dat het slachtoffer of de nabestaande de stukken ten kantore van de Officier van Justitie kan inzien. Het is niet toegestaan kopieën te maken tijdens het inzien. Gegevens over verbalisanten, getuigen etc. dienen te worden geanonimiseerd.
Indien er geen strafrechtelijk onderzoek of vervolging is gestart en door politie en justitie is geoordeeld dat er geen sprake is of lijkt te zijn van een strafbaar feit, dan kan een slachtoffer of nabestaande zich niet beroepen op de bepalingen van artikel 51 van het wetboek van Strafvordering. In die gevallen kan teruggevallen worden op de bevoegdheid van de Officier van Justitie op grond van artikel 13 jo 144 van de wet op de Rechterlijke Organisatie.
Conclusie:
Wat het precieze doel ook is van een verzoek tot kennisneming van de stukken, telkens zal een afweging moeten worden gemaakt tussen de privacy van derden en / of verdachten en het inzagerecht van slachtoffers en nabestaanden. Dit verdient een afweging op maat door de Officier van Justitie bij een goed gemotiveerd verzoek op basis van: "Ja, tenzij...".
Het recht van slachtoffers en nabestaanden op kennisneming van processtukken die van belang zijn is vrij sterk in de wet geregeld, maar een weigering van kennisname kan in enkele gevallen voorkomen. Bijvoorbeeld bij ernstige overlast voor een getuige of indien de getuige ernstig wordt belemmerd in zijn taak of beroep, een zwaarwegend opsporingsbelang, de staatsveiligheid of het niet betreffen van processtukken. De Officier van Justitie kan de weigering van kennisneming van processtukken alleen weigeren nadat de rechter-commissaris hiertoe een schriftelijke machtiging voor weigering verleent. Het slachtoffer of nabestaande kan tegen de weigering niet in beroep, maar kan wel een nieuw verzoek indienen tijdens de rechtszaak. De Officier van Justitie dient van de weigering een schriftelijke verklaring af te geven aan het slachtoffer of de nabestaande.
Onder processtukken wordt verstaan: alle stukken die voor de terechtzitting door de rechter te nemen beslissingen redelijkerwijs van belang kunnen zijn. Het is daarbij niet van belang dat of ook echt een zitting in beeld is en en zelfs is het niet nodig dat een verdachte bekend is in het dossier. De Officier van Justitie kan van kennisneming weigeren indien het geen processtukken zijn en niet voldoen aan het relevantiecriterium uit artikel 149a lid 2 van het wetboek van Strafvordering.
Een situatie kan ontstaan dat nabestaanden twijfels hebben over de doodsoorzaak van een slachtoffer. De "Aanwijzingen slachtofferrechten" en de "Aanwijzing Wjsg" zijn gewijzigd om voor nabestaanden die twijfels hebben over de doodsoorzaak van hun overleden familielid of over de conclusie van het strafrechtelijk onderzoek dat geen sprake is geweest van een misdrijf, de mogelijkheden voor inzage en verstrekken van het onderzoekdossier uit te breiden. Deze groep wil meer weten over de conclusie of is de twijfel zo groot dat men een nader onderzoek wenst uit te (laten) voeren. In deze gevallen wordt de Officier van Justitie gevraagd om het dossier van de overledene te verstrekken.
De Officier van Justitie is geïnstrueerd volgens het handvest om nabestaanden ruimhartig tegemoet te komen wanneer zij kennis willen nemen van het dossier. Eveneens is van belang dat dit plaatsvindt binnen het wettelijke kader die ziet op bescherming van persoonsgegevens van andere personen in het dossier. De Officier van Justitie zal in dit soort situaties rekening moeten houden met de bejegening van de nabestaanden omdat dit een grote rol kan betekenen bij de verwerking van leed en acceptatie van de genomen beslissing. De Officier van Justitie dient de nabestaanden te wijzen op het feit dat ze bijgestaan kunnen worden door Slachtofferhulp Nederland of een advocaat.
Recht op inzage of kennisneming van het dossier. En dan?
Nabestaanden moeten op de hoogte worden gebracht van het feit dat verstrekte gegevens alleen gebruikt mogen worden voor het doel waarvoor ze verstrekt zijn. Mochten nabestaanden gegevens krijgen in het kader van rouw- en traumaverwerking dan mogen de nabestaanden met deze gegevens niet de media benaderen of de gegevens gebruiken in het kader van onderzoeken door particuliere onderzoeksbureaus. Dit volgt uit de wetgeving in artikel 52 van de Wet justitiële en strafvorderlijke gegevens. Eventueel kan de Officier van Justitie de nabestaanden een geheimhoudingsverklaring voorleggen en wordt een gewaarmerkt en beveiligd afschrift van het dossier verstrekt.
Als de schouwarts en de politie hebben geconstateerd dat er sprake is van een niet-natuurlijke dood maar er geen aanwijzingen zijn van een misdrijf, dan informeren de schouwarts en / of de politie de Officier van Justitie. Deze kan vervolgens het lichaam vrijgeven, waarna het lichaam aan de familie wordt overgedragen. Nabestaanden kunnen echter twijfels hebben over de doodsoorzaak van het slachtoffer. De aanbeveling aan de Officier van Justitie is om deze twijfels zeer serieus te nemen en indien mogelijk bij de nabestaanden worden weggenomen. Om die reden is het belangrijk dat de Officier van Justitie voordat het lichaam wordt vrijgegeven de politie bij de nabestaanden informeert of er twijfels zijn over de doodsoorzaak. Als er twijfels zijn over de doodsoorzaak dan zal de Officier van Justitie in afstemming met de politie in contact treden met de nabestaanden. De Officier van Justitie kan indien er na een gesprek en toelichting alsnog twijfels zijn over de doodsoorzaak, de nabestaanden wijzen op de mogelijkheid van een extra obductie. Met het oog op deze obductie verstrekt de Officier van Justitie de relevante gegevens aan de nabestaanden. Een andere mogelijkheid is dat de Officier van Justitie nadere onderzoekshandelingen door de politie laat uitvoeren. Feitelijk richt dit onderzoek zich op het uitsluiten van een misdrijf en is het wetboek van Strafvordering van toepassing. Mocht de Officier van Justitie niet overgaan tot enig onderzoek, dan staat het de nabestaanden vrij een beklag te doen via een artikel 12-procedure.
Als nabestaanden een verzoek tot informatie indienen bij de Officier van Justitie om kennis te nemen van het dossier, dan kunnen zij hiervoor verschillende motieven hebben. Deze motieven dient de Officier van Justitie samen met een privacyfunctionaris binnen het Openbaar Ministerie mee te nemen in de afweging tot wel of niet kennisneming van het dossier. Daarbij is het van belang dat de Officier van Justitie de nabestaanden er op wijst wat het doel is van de kennisneming van het dossier. Het uitgangspunt zal altijd zijn om te beginnen met inzage in het dossier. Dit neemt niet weg dat de Officier van Justitie in overleg met de privacyfunctionaris kan beslissen van bepaalde stukken uit het dossier een afschrift te verstrekken. Vooral als er niet tot nauwelijks in het dossier persoonsgegevens van derden voorkomen, staat er weinig in de weg tot verstrekking door de Officier van Justitie. Een eventuele afwijzing van het verzoek dient door de Officier van Justitie aan de nabestaanden te worden medegedeeld gepaard met een motivatie.
Nabestaanden kunnen dus de volgende doelen hebben bij een verzoek tot kennisneming:
- rouw- en traumaverwerking
Voor de rouw- en traumaverwerking behoort het tot de taak van de Officier van Justitie de nabestaanden te begeleiden in het proces van informatieverstrekking. Op basis van een goede uitoefening van de taak kan de Officier van Justitie besluiten inzage te verlenen in het dossier of (een deel van) het dossier te verstrekken. Hierbij verdient het de voorkeur om samen met de nabestaanden het dossier in te zien en een toelichting te geven op het feitenonderzoek, de genomen beslissingen en de (verdere) documenten die zich in het dossier bevinden. Als nabestaanden het dossier verstrekt willen hebben, komt de Officier van Justitie zoveel als mogelijk tegemoet aan dit verzoek. Bij de beoordeling of het dossier wordt verstrekt neemt de Officier van Justitie de privacyregels van derden in het dossier en de ernst van de beelden in zijn afweging mee. - nader onderzoek door een particulier onderzoeker
De Officier van Justitie heeft als leider van het strafrechtelijk onderzoek de controle over het onderzoek. Als het strafrechtelijk onderzoek is afgesloten is zal de Officier van Justitie per zaak bekijken of het onderzoekdossier verstrekt kan worden voor nader extern onderzoek. Het verstrekken van bijvoorbeeld het schouwrapport (zonder persoonsgegevens) aan een extern forensisch onderzoeker is al snel mogelijk. Echter het onderzoeksdossier overhandigen aan een extern onderzoeker (met alle gevoelige informatie van getuigen en een mogelijke verdachte) moet alleen in uiterste gevallen. Het verstrekken kan immers tot ernstige gevolgen leiden, zoals eigenrichting of het doorkruisen van toekomstig onderzoek. De Officier van Justitie dient in dit geval wel de onderzoekswensen van de nabestaanden nader te onderzoeken en uitgevoerd te worden bij haalbaarheid.
Een verzoek van een nabestaande of diens advocaat om verstrekking van (delen van) het dossier wordt niet eerder ingewilligd dan nadat eerst inzage is verleend. Bij de beoordeling of het dossier kan worden verstrekt neemt de Officier van Justitie de privacygegevens van derden in het dossier en de ernst van de beelden in de afweging mee. - verstrekken aan de media
Op basis van de Wet justitiële en strafvorderlijke gegevens wordt geen informatie verstrekt ten behoeve van de media. Hiervoor zijn andere kaders beschikbaar zoals de Wet Open Overheid en de persvoorlichting van het Openbaar Ministerie en de Nationale Politie.
Bij de afweging van de Officier van Justitie geldt het volgende: Als verantwoordelijke voor het dossier zal de Officier van Justitie in alle gevallen zelfstandig een besluit moeten nemen hoe om te gaan met de verzoeken van de nabestaanden. Bij de afweging over te gaan tot inzage, verstrekken, of gemotiveerd weigeren van kennisneming van het dossier zal de Officier van Justitie in ieder geval de volgende punten mee moeten nemen:
- wordt de privacy van derden (bijvoorbeeld getuigen) geschonden als inzage wordt verleend of stukken worden verstrekt. Bij twijfel dient de Officier van Justitie te overleggen met de privacyfunctionaris.
- zijn de beelden of is de documentatie dusdanig schokkend dat confrontatie hiermee traumatiserend kan werken. Als de beelden op verzoek toch getoond worden dan kan in overleg met de nabestaanden de hulp van een medewerker van slachtofferzorg of een huisarts in worden geroepen. Slachtofferhulp Nederland heeft getrainde rouw- en verliesspecialisten en kan hulp bieden bij het gestructureerd en gevalideerd tonen van beelden. Zij kunnen nabestaanden op methodische wijze informeren, voorbereiden op en begeleiden bij de confrontatie met beelden of delen van beelden van de overledene. In deze methodiek staat psycho-educatie over rouwverwerking en het vergroten van de veerkracht van de nabestaanden centraal.
- kan verstrekking of inzage van het dossier het onderzoek belemmeren.
Samenvattend kan worden gesteld dat aard en onderbouwing van de verzoeken om kennisneming van processtukken per geval verschilt. De concrete toets is zaaksafhankelijk. Daarom zal de Officier van Justitie maatwerk moeten leveren en kan niet in standaard kennisname / verstrekkingsregels worden voorzien. Wel kunnen handvatten worden aangereikt, zodat per geval de Officier van Justitie een goede afweging maakt rekening houdend met de nabestaanden. Een goede motivatie van het kennisnemings- of verstrekkingsverzoek door het slachtoffer, de nabestaande of diens advocaat is hierbij nodig. Voor kennisnemings- en verstrekkingsverzoeken buiten het strafproces of buiten de Wet rechterlijke organisatie wordt verwezen naar de Aanwijzing justitiële en strafvorderlijke gegevens.
Vanuit de Landelijke Portefeuille Slachtofferrechten is in afstemming met het Wetenschappelijk Bureau Openbaar Ministerie en de privacyafdeling van het Parket Generaal een stroomschema gemaakt wat duidelijkheid verschaft bij verzoeken voor kennisname of verstrekken van dossiers.
Bronnen:
Handvest voor kennisname processtukken aan slachtoffers op grond van 51b wetboek van Strafvordering versie 2020
Handvest voor kennisname processtukken aan slachtoffers op grond van 51b wetboek van Strafvordering versie 2020
Bekijk het wetboek van Strafvordering
Bekijk Aanwijzing wjsg
Bekijk Aanwijzing Slachtofferrechten
Bekijk Aanwijzing verstrekking strafvorderlijke gegevens voor buiten de strafrechtspleging gelegen doeleinden (aanwijzing wet justitiële en strafvorderlijke gegevens) (2018A003)
Aanwijzing Wet politiegegevens
Bekijk Aanwijzing review (tweede beoordeling) (2006A019p)
Het "Handvest voor kennisname processtukken aan slachtoffers op grond van artikel 51b van het wetboek van Strafvordering" is op te vragen bij het Openbaar Ministerie
Bekijk Aanwijzing wjsg
Bekijk Aanwijzing Slachtofferrechten
Bekijk Aanwijzing verstrekking strafvorderlijke gegevens voor buiten de strafrechtspleging gelegen doeleinden (aanwijzing wet justitiële en strafvorderlijke gegevens) (2018A003)
Aanwijzing Wet politiegegevens
Bekijk Aanwijzing review (tweede beoordeling) (2006A019p)
Het "Handvest voor kennisname processtukken aan slachtoffers op grond van artikel 51b van het wetboek van Strafvordering" is op te vragen bij het Openbaar Ministerie