Een journalist of publicist en de bescherming van de bron met informatie in cold cases en vermiste personen. Een evaluatie.
Stel, je beschikt als misdaadjournalist of -publicist over cruciale informatie in een cold case of in de zaak van een vermist persoon. Hoe zit het met de bescherming van de bron. Het Wetenschappelijk Onderzoeks- en Documentatie Centrum van het ministerie van Justitie en Veiligheid heeft de evaluatie gepubliceerd van de Wet bronbescherming in strafzaken. De onderzoeksvragen luiden als volgt:
- Wat waren de doelstellingen van de Wet bronbescherming in strafzaken?
- Hoe vaak wordt sinds de inwerkingtreding van de Wet bronbescherming in strafzaken een beroep gedaan op het verschoningsrecht van artikel 218a Sv, hoe vaak en om welke redenen wordt dit toe- en afgewezen en wat is de door de rechter gemaakte belangenafweging?
- Hoe vaak komt het voor dat dwangmiddelen worden toegepast ten aanzien waarvan het Wetboek van Strafvordering bijzondere regels kent wanneer het een persoon betreft die aanspraak kan maken op het verschoningsrecht van artikel 218a Sv en op grond van welke overwegingen wordt bepaald of de inzet van deze dwangmiddelen toelaatbaar is?
- Zijn de doelstellingen van de Wet bronbescherming in strafzaken behaald?
Bij de inwerkingtreding van de wet is in een motie verzocht om de wet binnen drie jaar te evalueren. De invoering van de Wet bronbescherming in strafzaken heeft geleid tot wijziging van andere wetten, waarvan invoering van artikel 218a Wetboek van Strafvordering de belangrijkste is. Daarin is het verschoningsrecht voor journalisten geregeld. Dat recht kan alleen worden doorbroken als de rechter oordeelt dat het maatschappelijk belang zwaarder weegt dan het recht op bronbescherming. Eventueel kunnen dan dwangmiddelen worden ingezet, zoals gijzeling van de journalist of het afluisteren van gesprekken. In het onderzoek zijn slechts van zes zaken concrete feiten bekend geworden waarin een journalist aanspraak maakte op het verschoningsrecht. In deze zaken is steeds volgens de wet gehandeld. Maar er kan niet worden vastgesteld dat het kleine aantal zaken waarin bronbescherming speelt een gevolg is van de inwerkingtreding van de wet. Meer bewustzijn bij officieren van justitie over het recht op bronbescherming, lijkt het belangrijkste effect van de wet.
Onder de bescherming van artikel 218a Wetboek van Strafvordering vallen zowel journalisten als publicisten. De wetgever koos voor deze termen om de wet toekomstbestendig te maken. Het publieke debat wordt niet meer alleen gevoerd via de klassieke media. Berichtgeving vindt steeds vaker plaats via websites en blogs. Daarom kunnen ook personen die journalistiek niet als hoofdberoep uitoefenen, aanspraak maken op bronbescherming. Denk aan wetenschappers, beheerders van een website waarop een maatschappelijk issue aan de orde is of leden van belangenorganisaties als Amnesty International of Greenpeace.
Een nevendoelstelling van de wet is dat deze alleen bescherming biedt aan personen die voldoen aan de voorwaarden om als journalist of publicist te kunnen worden aangemerkt. Vooraf bestond de angst dat andere personen dan die de wetgever op het oog had zich met succes zouden kunnen beroepen op het verschoningsrecht. Dat zou de waarheidsvinding in strafzaken beperken. Die angst is geen werkelijkheid geworden. In de bekend geworden strafzaken ging het steeds om een schrijvende journalist of een documentairemaker.