Zorgelijk antwoord minister. 2018 - 2023: Vijf jaar later. Minister geen onderdeel cold casecultuur, maar verergert de mist voor nabestaanden en professionals.
In 2018 vond een mijlpaal plaats: Het programma Argos van de VPRO besteedde uitgebreid aandacht aan de stand van zaken rond de aanpak van cold cases. De bevindingen waren verontrustend, dermate verontrustend dat in de Tweede Kamer aandacht werd besteed aan het onderwerp. Het is 2023 en we zijn 5 jaar verder. Wat heeft de politiek nu eigenlijk gedaan? Wat zijn de ontwikkelingen? Duidelijk is dat de vorige en de huidige minister van Justitie en Veiligheid geen verantwoording afleggen en tot op heden geen verantwoordelijkheid nemen voor de mist die er is rond de aanpak van cold cases, niet-geïdentificeerde lichamen en vermiste personen. In een brief uit 2022 heeft de minister laten weten geen geld, mensen en middelen vrij te maken en zeker niet overgaat tot een Programma of Taskforce om de achterstanden in de onopgeloste zaken weg te werken. Een zakelijke benadering die anders verwoord kan worden: vele nabestaanden zullen het verdriet nog moeten doorstaan, waarbij de centrale overheid geen hand zal toereiken. Anders dan in het voortvarende Frankrijk waar politici zorgen voor een cold casecultuur, zorgen de huidige bewindsvrouw en haar ambtenarenapparaat in Nederland verre van een cold casecultuur. Nederland raakt steeds verder achterop de internationale resultaten.
Een uitzondering is een enkele Kamerlid, die gericht vragen stelt tijdens de commissievergaderingen over het beleid rond Justitie en Veiligheid. Op 2 februari jl. vroeg het VVD-kamerlid Ulysse Ellian aandacht voor de aanpak van cold cases, omdat hij als een van de weinige Kamerleden goed ingelezen is in de materie en daarmee een steun voor de vele nabestaanden:
"Het zal geen verrassing zijn dat de VVD aan de kant van het slachtoffer en de nabestaanden staat. Het is juist belangrijk dat die slachtofferrechten geëffectueerd kunnen worden door het slachtoffer. Maar gelet op de druk die op de strafrechtketen staat en het interessante onderzoek dat gedaan is naar het tweefasenmodel, wat een buitengewoon interessant model is uit andere landen, heb ik toch de vraag: hoe zorgen wij er nou voor dat het slachtoffer zijn of haar rechten zo goed mogelijk kan effectueren, zonder dat de strafrechtspleging onnodig zwaar belast wordt? Ergens daarin zullen we een balans moeten vinden. Ik ben benieuwd naar een reactie van de minister daarop.
Voorzitter. Dan cold cases. Ik dacht: ik maak van dit commissiedebat gebruik om dat toch weer een keer onder de aandacht te brengen, omdat Nederland om en nabij de 1.700 cold cases kent. Dat is veel. Achter elke cold case schuilt verdriet en onduidelijkheid. Elke cold case die je kan oplossen, draagt bij aan een stuk rechtvaardigheid en aan de rechtsstaat die wij hier allemaal voorstaan, want uiteindelijk mag misdaad niet lonen. Mijn eerste vraag is aan de minister van Justitie en Veiligheid. Er wordt nogal eens iets gezegd over de aansturing van de diverse teams die die cold cases doen. Zonder dat ik weer een prioriteit bij de politie in het bakje wil gooien; is de minister voldoende overtuigd dat wij serieuze stappen kunnen maken bij het oplossen van die cold cases? Hoe kijkt zij bijvoorbeeld naar het gebruik van DNA-technologieën? Ik weet dat we moeten wachten op de verkenning die naar de Kamer komt. Je kan zo veel en elke zaak die je daarmee oplost, is er weer één." -einde citaat-
Zorgelijk is het antwoord van minister Yeşilgöz-Zegerius:
"Ik beantwoord nog maar één vraag, voorzitter, als dat mag. Die is gesteld door de heer Ellian en gaat over de DNA-technologie en eigenlijk ook over de cold cases, maar het was ook een specifieke vraag. Ik meen namelijk dat de cold cases onder de minister voor Rechtsbescherming vallen. O, nee. Goed, ik pak hem nu even en dan kijken we of ik 'm helemaal beantwoord of dat het nog moet worden aangevuld." -einde citaat-
Het eerste antwoord op de vragen van het Kamerlid Ellian is dat de minister zelf niet weet bij wie de portefeuille DNA-technologie en cold cases hoort. Haar voorganger kwam al een keer niet opdagen bij een nabestaandendag en nu is deze minister zich niet bewust dat zij verantwoordelijk is voor de aanpak van cold cases en vermiste personen. Ondanks de media-aandacht uit het verleden voor de aanpak en de vele nabestaanden die hun verhaal hebben verteld ontbreekt het de minister volledig aan het besef dat er op dit moment nog minimaal 1700 daders vrij rond lopen in dossiers van onopgeloste zaken. Van levensdelicten tot zware zedenzaken. De minister en haar ambtenarenapparaat hebben dit totaal niet op het netvlies staan en laten daar mee een veelvoud aan nabestaanden in de kou staan. Voor de zoveelste keer.
De minister vervolgt toch nog inhoudelijk:
"Het dossier-DNA, daar vroeg de VVD naar. Zonder allerlei extra dingen toe te willen voegen, werd er gezegd: wordt het wel serieus genomen en kunnen we ook echt handelen? Het wordt zeer serieus genomen. Het wetsvoorstel DNA-C dat ik voorbereid, is per saldo een wijziging van de bestaande Wet DNA-onderzoek bij veroordeelden, de Wet DNA-V, met als doel dat met eerdere afname effectief en efficiënter kan worden bereikt dat na een DNA-V-waardige beoordeling ook daadwerkelijk celmateriaal van de veroordeelde beschikbaar is. Dat is een technisch antwoord, maar ik weet dat de heer Ellian hier heel goed in zit en dit goed volgt. Mijn planning is dat dit wetvoorstel aan het einde van dit jaar naar de Tweede Kamer komt. Dus daar zijn we druk mee bezig.
Het OM onderzoekt op dit moment, gelet op de ervaringen en rapporten uit het buitenland, of en zo ja hoe de genealogische databanken kunnen worden gebruikt in strafzaken en coldcasezaken. Dit onderzoek zal uiterlijk in het voorjaar van dit jaar zijn afgerond.
Indien het OM tot de conclusie komt dat het huidige wettelijke kader voldoende ruimte biedt voor een pilot en we tot inzet overgaan, is het uiteindelijk natuurlijk aan de strafrechter om over de toelaatbaarheid van de inzet een oordeel te geven. Maar het OM onderzoekt dus op dit moment heel serieus of en hoe dat ingericht zou kunnen worden. Dat betekent, kort gezegd, dat ik erg positief sta tegenover het betrekken van particuliere initiatieven. Dat moet ook gewoon kunnen binnen de waarborgen die we hebben. Ik wacht het onderzoek van het OM af dat in het voorjaar komt. Dan kom ik met een reactie en kijk ik waar ze op uitkomen." -einde citaat-
Het antwoord van de minister van Justitie en Veiligheid is van dusdanige aard, dat de huidige mist nog steeds opgetrokken wordt door de minister. De minister geeft verre van antwoord op de vraag of ze voldoende overtuigd is dat wij serieuze stappen kunnen maken bij het oplossen van die cold cases. De aanpak van cold cases is volgens de minister puur en alleen afhankelijk van forensische technieken. De minister is niet goed ingelezen in de materie en / of wordt op een zeer inferieure wijze geïnformeerd door haar ambtenaren. De aanpak van cold cases is niet alleen afhankelijk van de forensische ontwikkelingen, maar ook van mensen, middelen en geld binnen justitie en politie. De huidige organisatie van de aanpak van cold cases en vermiste personen is niet voorbereid op de tsunami van forensische producten. Het ontbreekt aan de basis binnen de voorzieningen cold cases en vermiste personen aan mensen. Binnen het Openbaar Ministerie is de tactische kant van cold cases slechts "een thema of portefeuille" van een Officier van Justitie, ofwel een bijzaak. De cold caseteams draaien op enkele tactische rechercheurs, maar voornamelijk op vrijwilligers. Deze laatste groep heeft nauwelijks opsporingsbevoegdheden en zijn ondersteunend aan het team.
Op geen enkele wijze hebben justitie en politie verantwoording afgelegd in de jaarstukken over het exacte aantal equivalenten op de werkvloer. Geconcludeerd kan worden dat de ook de huidige minister na 5 jaar na de uitzending van Argos totaal geen notie heeft van de organisatie van de aanpak van cold cases en vermiste personen. In de Tweede Kamer en commissiestukken komt op geen enkele wijze enige duidelijkheid die de mist kan doen verdwijnen.
De voorzitter van de Tweede Kamer en de minister van Justitie en Veiligheid hebben daarna nog een afsluitend geheel.
De voorzitter: "Ik permitteer mezelf even een reactie. Fijn dat de minister positief is. Ik zou graag willen afspreken dat we dan in ieder geval voor de zomer met elkaar duidelijkheid hebben over welke kant we op gaan. Ik begrijp dat het Nederlands Forensisch Instituut een cruciale rol heeft gespeeld bij de doorbraak van een zaak in Noorwegen. In Amerika is recent weer een heel oude cold case opgelost met die genealogische technologie. Ik vind het ook echt passen bij ons. We hebben zulke goede mensen bij de coldcaseteams en bij het NFI. Je kunt leed wegnemen. Dus ik geloof dat we er niet anders over denken, maar ik zou graag een tijdpad willen afspreken. Als we voor de zomer verder kunnen, zou dat fijn zijn."
De minister Yeşilgöz-Zegerius vervolgt: "Dat kan ik prima toezeggen. Ik ben het er ook helemaal mee eens: wij hebben hier de slimste en de beste mensen. Dus laten we kijken hoe we het nog efficiënter, effectiever en breder kunnen inzetten. Ja, dat kan voor de zomer." -einde citaat-
De voorzitter en de minister hebben het over "goede mensen bij de cold caseteams", "de slimste mensen" en de "beste mensen". Een politiek statement, inhoudsloos, zonder enige notie of kennis van de werking van een voorziening voor de aanpak van cold cases en vermiste personen. Natuurlijk gaat het om de kwaliteit en die kwaliteit heeft Nederland internationaal veel gebracht. Maar het huidige beleid voor de aanpak van cold cases en vermiste personen is te vrijblijvend. Het gaat ook om de kwantiteit, want justitie en politie kunnen de druk niet aan. De resultaten en oplossingspercentages zijn ondermaats gezien de forensische mogelijkheden. Het ontbreekt aan mensen, middelen en geld en dat wil of kan de minister niet onder ogen zien.
De voorzitter resumeert ter afsluiting: "Een toezegging aan mijzelf van de minister van Justitie en Veiligheid. Zij stuurt voor de zomer haar reactie op het onderzoek naar het gebruik van genealogische databanken in onderzoeken naar cold cases naar de Kamer."
Voor nabestaanden en professionals is de toezegging te vaag, maar dat past in het mistige beleid wat het kabinet nu voert rond de aanpak van cold cases en vermiste personen. De primaire vraag moet zijn aan de minister van Justitie en Veiligheid alsmede Rechtsbescherming:
"Wanneer heeft uw departement de Wet verplichte aanpak cold cases en vermiste personen gereed?" Deze wet geven alle bepalende gremia verantwoordelijkheden en een verantwoordingsplicht. Iets wat zeer redelijk en billijk is richting nabestaanden en professionals op de werkvloer.
In 2018 besteedde het programma Argo zendtijd aan de aanpak van cold cases. Uit de uitzending kwam het volgende naar voren:
"De zogeheten cold-caseteams van de politie zijn soms zo klein, dat daarmee nauwelijks goede opsporing verricht kan worden. Dit stellen forensisch rechercheur Carina van Leeuwen en hoogleraar rechtspsychologie Peter van Koppen zaterdag in het radioprogramma Argos. Van Leeuwen en Van Koppen reageren op cijfers die Argos vergaarde. Vier van de tien politie-eenheden hebben maar drie tot vijf rechercheurs op cold case-zaken. Dat zijn Brabant-Oost, Noord-Nederland, Noord-Holland en Limburg. Amsterdam heeft het grootste cold case-team. Begin 2018 bestond het team uit 23 FTE. De andere regio’s komen daar niet eens in de buurt. Na Amsterdam volgt Den Haag met een cold case-team van 12,75 FTE. Het is een momentopname, de samenstelling kan fluctueren, legt de politie uit.
Op het moment dat een zaak wordt opgepakt, kan het dat een team wordt uitgebreid. In een eerdere uitzending van Argos bleek al dat de regionale verschillen tussen de cold case-teams groot zijn. De cijfers van de politie bevestigen dit beeld. Forensisch rechercheur Carina van Leeuwen: “Er is veel aandacht voor een zaak als Nicky Verstappen. Maar dat is etalage. De winkel daarachter, als die leeg is, dan gaan we niet meer zaken oplossen. Het beeld dat er nu is, is niet conform de realiteit. Zoveel mensen en zoveel geld zit er niet in en hebben we op het moment gewoon niet. Dat betekent dat er heel veel zaken nooit opgepakt gaan worden. Daar komen we nooit aan toe.”
Bij het oprichten van de Nationale Politie is vastgesteld dat een cold case-team uit minimaal drie mensen moet bestaan. Deze cijfers worden gehaald. Maar drie is onvoldoende, stellen Van Leeuwen en Van Koppen. Carina van Leeuwen: “Drie is geen team. Het is nu meer een administratief teampje dat is samengesteld. Administreren is ook heel belangrijk, maar alleen met echte specialisten kan je pas de zaak oplossen en oppakken. Ik begrijp niet hoe het kan dat er een minimum van drie is vastgesteld. Echt een verklaring heb ik er niet voor, en ik betreur het aan alle kanten, want ik vind echt dat het niet kan.” Peter van Koppen: “Ik denk als je in de regio vier mensen op coldcases hebt zitten waarvan er twee met de administratie bezig zijn en de andere twee ook nog de vermissingszaken erbij moeten doen, want zo gaat dat, dat er geen cold case serieus opgepakt kan worden.”
Op de vraag of er nu voldoende rechercheurs zich met cold cases bezighouden, reageert de politie dat voor elke vorm van criminaliteit geldt dat met meer mensen meer zaken kunnen worden opgepakt. “Maar gelet op het aanbod van actuele misdrijven en de beschikbare politiecapaciteit moeten altijd keuzes worden gemaakt.” Argos vroeg de politie ook hoeveel zaken er de afgelopen tien jaar zijn opgelost. Deze cijfers kon de politie niet geven, omdat moeilijk te zeggen is wanneer een zaak echt is opgelost. Zowel per regio als landelijk niet. Ook hoeveel zaken er de afgelopen tien jaar zijn opgepakt, kan niet worden beantwoord. Wel kan de politie vertellen dat in heel Nederland op dit moment in 88 zaken opsporingshandelingen worden verricht, en dat 34 zaken in onderzoek zijn.
Carina van Leeuwen verbaast zich erover dat er nooit wordt geïnformeerd bij de teams hoe het met de werkzaamheden gaat. “Er vraagt nooit iemand: hoe gaat het? En als er niets wordt opgelost, hebben jullie wat nodig?” Van Koppen: “Die gegevens moeten ze gewoon kunnen aanleveren. Dan vrees ik dat het aantal dichter bij nul zit.” Van Leeuwen: “Ik vind het een soort minachting naar de slachtoffers en naar de achterblijvers daarvan, dat we het niet veel groter en belangrijker maken dan het nu is. En dat we daar dus de capaciteit voor vrijmaken en de aandacht geven die het nu verdient.”