Meer transparantie. Meer voorlichting en openheid. Toespitsen op verwachtingen van betrokkenen. De achtergronden in (cold case) zedenzaken.
Bij cold cases wordt over het algemeen uitgegaan dat het gaat om moord en doodslag, echter niet moet worden vergeten dat het ook om zedenzaken als verkrachtingen en aanrandingen gaat. Enkele jaren geleden werd al duidelijk dat er achterstanden waren bij de aanpak van cold case zedenzaken. Aandacht werd gevraagd voor de beperkte capaciteit, iets wat voor het proces Opsporing in algemene zin geldt, als ook voor de achterstand en privacy rond afgenomen bloedmonsters. Het zou gaan om ruim 20.000 bloedmonsters die zijn opgeslagen in de vriezer van het Nederlands Forensisch Instituut (NFI). Het bloed is afgenomen bij moordenaars, verkrachters, maar ook verdachten en getuigen van zware misdrijven in de periode eind jaren zestig tot eind jaren negentig. De namen van die personen zijn bekend bij het NFI. Als DNA-profielen zouden worden afnemen van deze bloedmonsters, zouden veel onopgeloste coldcases alsnog in een stroomversnelling kunnen komen. De harde werkelijkheid is echter dat de totale cold case en vermiste personenorganisatie verre van daadkrachtig kan handelen. Inmiddels is wel bekend dat de minister van Justitie en Veiligheid weinig tot geen energie heeft gestoken en steekt in het proces cold cases en vermiste personen. De forensische mogelijkheden liggen er, echter de doorontwikkeling van de cold caseorganisatie is sinds de inrichting van de Nationale Politie ernstig achter gebleven. Ook binnen het Openbaar Ministerie is het proces secundair en ondergeschikt. Het ontbreekt aan mensen, middelen en geld. Zolang vanuit het departement geen Programma en / of Taskforce cold cases en vermiste personen wordt opgezet om "de achterstanden" weg te werken in kansrijke zaken in relatie tot de forensische mogelijkheden, hoeft er weinig te worden verwacht van verbeterde oplossingspercentages. De rek is er uit bij het Openbaar Ministerie en de Nationale Politie. En het NFI kon (en kan) bijvoorbeeld niet verder met deze bloedmonsters, anders dan na toestemming van de minister of een officier van justitie.
De problemen rond het proces aanpak cold cases en vermiste personen zijn groot te noemen, waarbij beleidsbepalers vanuit het departement zorgen voor een vertraging. Ondertussen worden de zaken ouder en verschijnt regelmatig in de media een bericht over een nabestaande die is overleden zonder te weten wat er precies met zijn of haar geliefde is gebeurd.
Op de achtergrond is wel de Landelijke Expertisegroep Bijzondere Zedenzaken (LEBZ) actief en het middelpunt geweest van het parlement. Het LEBZ is in 1999 door het College van procureurs-generaal in het leven geroepen en brengt advies uit aan officieren van justitie bij bijzondere zedenzaken, zoals zaken met aspecten van hervonden herinneringen, of zaken die zich meer dan acht jaar geleden zouden hebben voorgedaan.
Als zaken meer dan acht jaar geleden hebben plaatsgevonden en geen verder onderzoek is ingesteld, dan behoren deze zaken ook tot de categorie cold cases. Om advies te kunnen geven aan de officier van justitie, stelt de LEBZ een multidisciplinair samengestelde groep adviseurs samen met wetenschappelijke kennis en expertise o.a. op het gebied van (klinische) psychologie, recherchepsychologie en zedenrecherche. De LEBZ wordt meestal geconsulteerd vóór aanhouding van de verdachte. De werkwijze van de LEBZ is in de afgelopen jaren regelmatig ter discussie gesteld. De Tweede Kamer heeft met de motie Van Nispen c.s. onderzoek gevraagd naar: 1) de wetenschappelijke onderbouwing en de visie, 2) de rol en taakopvatting, 3) de officiële en onofficiële doelstellingen van de LEBZ, en 4) de werkwijze en de resultaten van de afgelopen jaren. De minister van Justitie en Veiligheid heeft inmiddels een onderzoeksrapport aangeboden wat inzicht geeft in de doelen en taken van de LEBZ, in de samenstelling van de LEBZ en adviesgroepen en de manier waarop de LEBZ haar taken uitvoert, in de wijze van kwaliteitsbewaking (controle) van het werk van de LEBZ en in de de waardering van andere partijen voor het werk van de LEBZ. Een korte samenvatting van de conclusies en aanbevelingen van de onderzoekers:
De indruk van de onderzoekers is dat de coördinatoren werken vanuit de taken en taakuitvoering zoals deze sinds de oprichting in 1999 zijn opgesteld. Zij signaleren dat de coördinatoren onder druk staan door de discussie en kritiek die de aanleiding vormde voor dit onderzoek en door capaciteitsproblemen. Voor de LEBZ-adviseurs die zij hebben gesproken geldt ook dat zij werken vanuit de beoogde procedure en unaniem staan achter de multidisciplinaire werkwijze van de LEBZ. Zij, en vele andere met directe ervaring met de LEBZ, zijn ervan overtuigd dat de coördinatoren en de adviseursgroep voldoende kennis en expertise hebben om hun werk gedegen te kunnen doen. Wel worden er mogelijkheden gezien tot verbetering in de onderlinge samenwerking en communicatie tussen de zedenteams en de LEBZ en tot verbetering in de aandacht en kennis die er is binnen de zedenteams voor de LEBZ en de LEBZadviezen die men krijgt. Ook signaleren de onderzoekers een behoefte om de kwaliteitsborging te versterken. Zo wordt er gepleit voor hervatting van het patroon van jaarlijkse bijeenkomsten georganiseerd door de LEBZ en een evaluatie van individuele LEBZ-adviezen op zaakniveau met de officier van justitie. Tenslotte dient een begeleidingscommissie de LEBZ vierjaarlijks te evalueren. De onderzoekers concluderen dat de LEBZ vanaf de oprichting in 1999 beperkt is geëvalueerd. Anderzijds zien de onderzoekers ook een expertisegroep waarover onduidelijkheid bestaat bij behandelaren, (vermeende) slachtoffers en vertegenwoordigers van (vermeende) slachtoffers. Meer transparantie in de doelen, taken en taakuitvoering lijkt een eerste stap in de goede richting, maar zal niet alle problemen oplossen. Voorzien in en afstemmen op de behoeften en verwachtingen van mensen blijft moeilijk door de smalle juridische taak van de LEBZ in het strafproces. Meer voorlichting en openheid over de verrichte taken toegespitst op de behoeften en verwachtingen van betrokkenen lijkt nodig.
Het wordt tijd dat de Tweede Kamer een vervolgstap maakt, een helicopterview hanteert en de minister van Justitie en Veiligheid vraagt om een onderzoek naar de stand van zaken van het proces en de aanpak van cold cases en vermiste personen. De nabestaanden en professionals verdienen inmiddels meer aandacht van het politiek bestuurlijke werkveld.
Download het rapport
Bekijk de publicatie WODC
Bekijk de aanbiedingsbrief minister
Bekijk artikel over bloedmonsters
Bekijk artikel over achterstanden zedenzaken