"Zeker en vast, Maximiliaan en ik, wij worden goed bestuurd wanneer een ontrouwe schurk zoals Jan van Dadizeele een dergelijke macht heeft over ons [...]. Er zou me geen groter plezier overkomen dan me gewroken te zien op deze verrader!' Aan het woord is Maria, hertogin van Bourgondië en echtgenote van Maximiliaan van Oostenrijk, in 1481, kort na de moord op Jan van Dadizeele. Weliswaar is deze quote uit een in het Gelders Archief bewaarde brief in het Frans opgetekend, want dat was de voertaal aan het Bourgondische hof. Volgens het citaat lijkt Maria dus op de moord aan te sturen, maar zelf heeft ze Jan niet omgebracht.
Tot nog toe bleef deze bijzondere moordzaak onopgelost, maar dankzij een ontdekking in het archief van de graven en hertogen van Gelre in Arnhem kennen we nu de naam van de dader. De briefschrijver bekent namelijk dat hij de moord heeft gepleegd: hij heette Frederik van Horn. Deze vooraanstaande edelman bekende in de brief dat hij de moordenaar was, met de bedoeling om vergiffenis te krijgen. Met succes: kort nadien kreeg hij genade.
Het is overigens een belangrijke moord, want de onderdanen van Maria wensten de moordenaar te berechten. Het Bourgondische hof heeft dat echter tegengehouden door Frederik vergiffenis te schenken, en werkte zo de tegenstellingen in de Nederlanden in de hand. Een lange opstand tegen de Bourgondische vorsten zou hiervan het gevolg zijn. Maria zelf zou die opstand niet meer meemaken, want enkele maanden later stierf ze onverwachts door een val van haar paard.
Of Maria de vermelde woorden écht heeft uitgesproken blijft onzeker, want de vraag is of we Frederik van Horn hierin mogen geloven; de brief diende immers om de moord goed te praten. Hoe dan ook: we kennen nu zijn naam, en de cold case is na heel lang wachten opgelost!
In het tijdschrift Francia verschijnt in 2024 een artikel met tekstuitgave van het verweerschrift van Frederik van Horn.
Bekijk mediabericht
Bekijk archiefbericht