Rapportage DNA in cold case: te ontwikkelen aanbevelingen onderzoekswaarde technologie te maximaliseren en problemen aanpakken.
Het Amerikaanse Department of Justice heeft via de Office of Justice Programs door het National Institute of Justice een speciaal rapport uitgebracht over het gebruik van DNA in cold cases. In 1995 is het Nationaal Instituut voor Justitie (NIJ) een onderzoek begonnen om uit te zoeken hoe vaak DNA was toegepast als bewijs en dat er toch sprake was van ten onrechte veroordeelde verdachten. Na uitgebreid onderzoek publiceerde NIJ het rapport "Veroordeeld door jury's, vrijgesproken door Wetenschap: casestudies over het gebruik van DNA als bewijs om daarna de onschuld vast te stellen". In het onderzoek worden 28 casestudies besproken waaruit blijkt dat de analyse van het DNA ontlastend bleek te zijn.
Toen de procureur-generaal kennis kreeg van de reikwijdte van de kwesties die verband houden met forensisch DNA, vroeg hij NIJ om de "Nationale Commissie voor de Toekomst van DNA-bewijs" op te richten als middel om het meest effectieve gebruik van DNA in het strafrechtsysteem te onderzoeken. De Commissie werd benoemd door de NIJ-directeur en vertegenwoordigde het brede spectrum van het strafrechtsysteem. De commissie, voorgezeten door de opperrechter van het Hooggerechtshof van Wisconsin, bestond uit vertegenwoordigers van het openbaar ministerie, de balie van advocaten, de rechtshandhavingsinstanties, de wetenschappelijke gemeenschap, de gemeenschap van medische onderzoekers, de academische wereld en organisaties voor de rechten van slachtoffers.
De opdracht van de Commissie was om aanbevelingen te doen aan de procureur-generaal die zullen helpen het beste gebruik van DNA als misdaadbestrijdingsinstrument te garanderen en het gebruik ervan in het hele strafrechtsysteem te bevorderen. Andere aandachtsgebieden die de Commissie in overweging moest nemen, waren onder meer onderzoek en bewijsmateriaal op de plaats delict, laboratoriumfinanciering, juridische kwesties en onderzoek en ontwikkeling. De werkgroepen van de Commissie, bestaande uit commissarissen en andere deskundigen, hebben verschillende onderwerpen onderzocht en gerapporteerd aan de Commissie. De rapporten van de werkgroepen werden ter goedkeuring, wijziging of verdere discussie aan de voltallige Commissie voorgelegd en voorzagen de Commissie van achtergrondinformatie voor haar aanbevelingen aan de procureur.
Door de aard van haar representatieve samenstelling en het gebruik van talrijke werkgroepen heeft de Commissie waardevolle input ontvangen uit alle geledingen van het strafrechtsysteem. De brede reikwijdte van die inbreng stelde de Commissie in staat aanbevelingen te ontwikkelen die zowel de onderzoekswaarde van de technologie maximaliseren als de problemen aanpakken die de toepassing ervan met zich meebrengt.