De eerste opdracht voor Nederlands landelijke cold caseteam: Review van Nederlandse seriemoordenaars volgens Amerikaans-Franse methode.
De vraag is niet of er een landelijk cold caseteam komt in Nederland, maar wanneer. Zoals het er nu voor staat zal een meerderheid in de Tweede Kamer instemmen met een voorstel voor een landelijk team en de (nieuwe) minister van Justitie en Veiligheid verzoeken een Programma en een Taskforce op te zetten voor het proces van de aanpak van cold cases en vermiste personen. Met de inrichting van een landelijk cold caseteam kan direct een aanvang worden gemaakt met de Amerikaans-Franse methode van onderzoek. In de Verenigde Staten is nieuwe wetgeving doorgevoerd dat een element van verplichting kent dat alle zaken na 1 januari 1970 geïnventariseerd dienen te worden. Ook is in Amerika gangbaar om (overleden) seriemoordenaars nader te bestuderen en eventuele zaken alsnog te koppelen aan de daders. Zeker de nieuwe DNA-methoden en het in beeld brengen van de modus operandus van de seriemoordenaar hebben geleid tot verbazingwekkende resultaten. Frankrijk kent inmiddels een landelijk cold caseteam dat de Amerikaanse methode toepast en zich niet richt op een individuele zaak, maar bekende seriemoordenaars probeert te koppelen aan de nog onopgeloste zaken: de seriële benadering. Dit is alleen mogelijk als de organisatie wordt gecentraliseerd, iets wat in Nederland zeker niet het geval is.
De methode verdient een gedegen fundament, namelijk the-best-of-the-best officieren van justitie, cold caseonderzoekers en subject matter experts. Deze specialistische groep dient te beschikken over een volledige analyse van de uitgekozen seriemoordenaars, een gevalideerde lijst met slachtoffers uit onopgeloste zaken tussen 1970 en 1990. De voorwaarde voor een gevalideerde lijst met slachtoffers is, dat direct inzichtelijk wordt welke stukken van overtuiging en daarmee forensisch biologische sporen nog beschikbaar zijn binnen de politie en het NFI. De specialistische groep kan ook tactisch te werk gaan met behulp van de ondersteunende cold caseteams binnen de eenheden van de Nationale Politie, daar niet uit te sluiten is dat er nog getuigen en nabestaanden in leven zijn.
Voor het Nederlandse landelijke cold caseteam begint hier de uitdaging al: er is tot op heden geen gevalideerde lijst met onopgeloste zaken beschikbaar. Ook de Inspectie Justitie & Veiligheid en het WODC zijn hier debet aan door het niet uitgevoerde toezicht en wetenschappelijk onderzoek. Het voordeel van een dergelijke lijst is namelijk niet alleen de werkbaarheid voor het Nederlandse team, maar de uitwisselbaarheid van de lijst met de aangrenzende landen Duitsland en België.
Niet vergeten dient te worden dat aan de bewaartermijn van DNA in de databanken een limiet zit, namelijk 20 jaar na het overlijden van een persoon. Indien het DNA nog in de databank zit, dan is het mogelijk om nog tot een geautomatiseerde match te komen als de nog beschikbare stukken van overtuiging van de zaken tussen 1970 en 1990 voorhanden zijn. Alsnog zijn de resultaten vervolgens uit te wisselen met de buurlanden. Mocht het DNA zijn verwijderd uit de databank, dan zullen er zwaarwegende omstandigheden moeten zijn om alsnog het DNA van een persoon te gebruiken om tot een waarheidsvinding te komen (exhumatie). Tot die tijd zijn zaken na 1 januari 1970 nog steeds te onderzoeken, zeker indien er nog tactische en forensische aanwijzingen zijn.
De minister en de ambtenaren van Justitie en Veiligheid, het Openbaar Ministerie en de Nationale Politie kunnen anders nooit verkondigen richting de maatschappij dat er alles aan is gedaan om tot een waarheidsvinding te komen. Zeker niet met de huidige forensisch digitale en biologische mogelijkheden. De gremia kunnen in ieder geval de maatschappij en daarmee de nabestaanden laten zien wat de stand van zaken is rond de onopgeloste moord, namelijk dat het dossier nog beschikbaar en gedigitaliseerd is, de stukken van overtuiging voorhanden zijn en er een review plaats heeft gevonden. Onopgeloste zaken zijn namelijk nog op te lossen, waarbij geldt dat zelfs onopgeloste zaken uit de jaren '50 in het buitenland alsnog worden opgelost.
Op dit moment wordt weinig tot geen uitvoering gegeven aan seriële moorden en seriemoorden in Nederland. De Nederlandse justitie en politie richten zich op individuele recentere zaken, waarbij de keuze, het prioriteren en screenen van de zake een individuele aangelegenheid is van de eenheid. De Nederlandse overheid laat "kansen" liggen om bepaalde zaken verder te onderzoeken, zoals de femicide- en kindermoorden in de jaren '70 en '80. Ook het overlijden van de Nederlandse seriemoordenaars heeft niet meegeholpen om in bepaalde zaken tot een waarheidsvinding te komen. In het buitenland zijn speciale programma's ontwikkeld om alsnog in gesprek te gaan met de veroordeelde seriemoordenaars. Dat dit mogelijk is, heeft bijvoorbeeld Peter R. de Vries laten zien in de drie uitzendingen rond serie- en kindermoordenaar Koos Hertogs. Na deze uitzending hebben de Nederlandse justitie en politie geen vervolg gegeven aan uitkomsten van de uitzendingen als het gaat om een te voeren beleid.
De vraag is dan ook: waar is en wie heeft nog de kennis over de Nederlandse seriemoordenaars als Koos Hertogs, Michel Stockx, Frans Hooijmaijers, Willem van Eijk, Hans van Zon en Gerard Spruit? Waar en wie zijn die subject matter experts die "in het hoofd hebben gezeten" van deze seriemoordenaars en als adviseur kunnen fungeren voor het nieuwe Nederlandse landelijke cold caseteam. Er is nog een hele reeks aan onopgeloste moorden tussen 1970 en 1990 waarvan een aantal de voornoemde seriemoordenaars minimaal aan gelinkt kunnen worden. Nieuw tactisch en forensisch onderzoek kunnen, net als in het buitenland, nog verrassende resultaten boeken voor de maatschappij en daarmee de nabestaanden.
De eerste opdracht voor het Nederlandse landelijke cold caseteam is dan ook een analyse van de dossiers van de Nederlandse seriemoordenaars, de toetsing van het gebruik van hun DNA en het samenstellen van een gevalideerde lijst met slachtoffers, waarbij de prioriteit moet liggen op de moorden op vrouwen en kinderen. Vervolgens kunnen de geïnventariseerde en gedigitaliseerde dossiers een review ondergaan in relatie tot de dossiers van de seriemoordenaars.
Door een systematische werkwijze ontstaat er een empirisch en wetenschappelijke basis voor vervolgonderzoeken door het Nederlandse landelijke cold caseteam, wat ook binnen de Europese Unie en wereldwijd weer zorgdraagt voor een herpositionering van de Nederlandse justitie en politie op het gebied van opsporing binnen het proces van de aanpak van cold cases en vermiste personen. De gecentraliseerde kennis zullen zorgen voor een meer effectief, efficient en sneller proces rond de aanpak van cold cases en vermiste personen.
Bekijk eerder seriemoordenaarsartikel
Bekijk eerder artikel over Amerikaans systeem
Bekijk eerder artikel over Frans systeem
Bekijk eerder artikel over Amerikaans systeem
Bekijk eerder artikel over Frans systeem